1901-1950 Het romantische ideaal werd verder uitgewerkt door mensen als Mahler, Strauss, Elgar en Sibelius maar er was een revolutie in aantocht. Schoenberg voerde het Wagneriaanse chromaticisme tot het uiterste en verliet de tonaliteit via een nieuwe methode van de twaalftoonsmuziek. Tegelijkertijd schoof Stravinsky de Romantiek terzijde met het ritmische geweld van Le Sacre du Printemps. In het interbellum moest het expressionisme plaats maken voor objectiviteit en het neoclassicisme, terwijl stijlen zoals jazz en folk opkwamen.. |