september 2025


‘Musik der Hansestädte, Vol 3’

European Hanseatic Ensemble o.l.v. Manfred Cordes

Muziek uit het 16e- en 17e-eeuwse Maagdenburg, vol ontdekkingen, op levendige wijze tot leven gebracht door Cordes en zijn ensemble van jonge artiesten.

Muziek in de stad Maagdenburg in de vroegmoderne tijd vormt het thema van dit charmante recital, bedacht door Manfred Cordes, vooral bekend als dirigent van de Wezerrenaissance. Bijna alle muziek die hier te horen is, is gecomponeerd door dirigenten van een van de kerken vanaf het begin van de Reformatie tot ver in de volgende eeuw. De meest voorkomende vorm is een zetting van één strofe, herhaald over meerdere verzen, meestal een koraalmelodie. Een van de opvallende stukken in het begin van het programma is van Wolff Heintz, die Luther persoonlijk kende: zijn Nu bitten wir den Heiligen Geist begint bijna identiek aan een motet van Pierre de la Rue (Plorer, gemir/Requiem) en gaat vervolgens verder in de stijl van Senfl. Het is een smeltende schoonheid. Later zijn de grootschaligere, doorgecomponeerde psalmzettingen in zowel het Duits als het Latijn van Weissensee, Grimm en Siebenhaar zeker de moeite waard om te beluisteren, hoewel voor mijn gevoel niets het pareltje van Heintz overtreft (ik raad u dringend aan om het te beluisteren). Een aangrijpend programmastuk zet verzen op een pamflet dat de tragische plundering van de stad in 1631 beschrijft, waarbij naar verluidt 20.000 mensen om het leven kwamen (dat de muziek van elders is bewerkt, doet niets af aan de impact ervan). Het afsluitende Ihr Kinder Israel, gecomponeerd door Siebenhaar voor de inwijding van een houten kapel meer dan tien jaar later (op de ruïnes van een van de verwoeste kerken), rondt het verhaal hoopvoller af.

Cordes wijdde ooit een set van twee cd's aan de muziek van de Dertigjarige Oorlog, dus die laatste opmerking is niet verrassend, maar het is de moeite waard om even stil te staan bij zijn in Lübeck gevestigde project European Hanseatic Ensemble, dat jaarlijks jonge vocalisten en instrumentalisten uit heel Europa samenbrengt, van wie de beste worden uitgekozen om te toeren en op te nemen (in dit geval zes zangers en negen muzikanten). De kwaliteit en verfijning van wat ze bereiken, kan absoluut de vergelijking doorstaan met Cordes' 'volwassen' ensemble (als ik het zo mag zeggen). Soms zou je wat meer pit in bepaalde frases willen (zoals Weissensees knapperige versie van de woorden 'Victoria' of 'irritavi iram tuam') of meer bloei in bijzonder vrolijke stukken (zoals zijn Cantate Domino), maar zowel Cordes' initiatief als de vruchten ervan verdienen applaus en (bij uitbreiding) een dankbaar publiek. De oorwurm die Heintz' Nu bitten wir is, heeft veel te danken aan het kunstenaarschap van deze jonge muzikanten.

Music in the town of Magdeburg during the early modern period is the theme of this charming recital devised by Manfred Cordes, best known as director of Weser-Renaissance. Nearly all the music heard here was composed by directors of music at one of its churches from the onset of the Reformation well into the following century. The most common form is single stanza-settings repeated over several verses, usually setting a chorale melody. One of the standout pieces in the early part of the programme is by Wolff Heintz, who knew Luther personally: his Nu bitten wir den Heiligen Geist begins nearly identically to a motet by Pierre de la Rue (Plorer, gemir/Requiem), then continues in the manner of Senfl. It is meltingly lovely. Later the larger-scale, through-composed psalm-settings in both German and Latin by Weissensee, Grimm and Siebenhaar are well worth hearing, though for my sensibility nothing quite surpasses Heintz’s little gem (I urge you to hear it). A poignant piece of programming sets verses from a broadsheet poem recording the town’s tragic sack in 1631, in which 20,000 people are thought to have been killed (that the music is adapted from elsewhere doesn’t lessen its impact). The concluding Ihr Kinder Israel, composed by Siebenhaar for the consecration of a wooden chapel more than a decade later (on the ruins of one of the churches that had been destroyed) rounds off the story more hopefully.

Cordes once devoted a two-disc set to the music of the Thirty Years War, so that last touch isn’t surprising, but it’s worth saying a little about his Lübeck-based European Hanseatic Ensemble project, which draws together young vocalists and instrumentalists every year from across Europe, the best of whom are chosen to tour and record (here, six singers and nine players). The quality and polish of what they achieve absolutely stands comparison with Cordes’s ‘grown-up’ ensemble (if I may put it like that). At times one might wish for a little more bite into certain phrases (like Weissensee’s crunchy settings of the words ‘Victoria’ or ‘irritavi iram tuam’) or more bloom to particularly joyful pieces (such as his Cantate Domino), but both Cordes’s initiative and its fruits here deserve applause and (by extension) an appreciative audience. The earworm that is Heintz’s Nu bitten wir owes much to these young musicians’ artistry.