augustus 2025
Bloch: Schelomo - Hebraic Rhapsody & Suite for Viola and Orchestra
Parry Karp & BBC National Orchestra of Wales o.l.v. Kenneth Woods
Cellist Parry Karp en dirigent Kenneth Woods geven de werken van Bloch een intense interpretatieve diepgang. Kleur en detail zijn goed doordacht en gepresenteerd.

Blochs Schelomo, deels geïnspireerd door het boek Prediker en deels een weerspiegeling van de reactie van de componist op de Eerste Wereldoorlog, heeft op plaat geluk gehad, met talloze onderscheiden opnames die het baanbrekende verslag uit 1940 van Feuermann en Stokowski volgen. Deze nieuwste versie van Parry Karp, de vaste cellist van het Pro Arte Strijkkwartet, voegt er nog een aan toe. Met zijn 23 minuten is het een ruime interpretatie, vergelijkbaar in lengte met die van Rostropovich met Bernstein (Warner, 3/77), hoewel niet zo breed als de uitvoering die Bernstein later met Maisky opnam (DG, 1/90). Het accent op de openingsnoot van de cello, die in veel opnamen onderbelicht of genegeerd wordt, is hier duidelijk te zien, en Karp en dirigent Kenneth Woods besteden overal aandacht aan detail, helderheid en kleur. Ook aan expressieve intensiteit ontbreekt het niet wanneer nodig, en ik zou dit, samen met de opnames van Steven Isserlis en Raphael Wallfisch, tot de allerbeste recente versies rekenen.
In 1919, drie jaar na de voltooiing van Schelomo, componeerde Bloch de Suite voor altviool en piano en orkestreerde deze in hetzelfde jaar. Het werk werd vervolgens door Adolph Baller en Gábor Rejtő getranscribeerd voor cello en piano en door hen opgenomen in 1969, en meer recent door Wallfisch met John York (Nimbus, 7/17). Dit is echter de eerste opname van het werk voor cello en orkest. Blochs vierdelige suite, oorspronkelijk bedoeld om de sfeer van verschillende Oost- en Zuidoost-Aziatische landen over te brengen, klinkt in de bewerking voor cello even thuis als in het origineel voor altviool, en voegt daarmee effectief een vierde versie toe aan het repertoire. De uitvoering van Karp en Woods is alles wat je je maar kunt wensen: ze brengen de sfeer en energie van Blochs geïnspireerde composities over en vinden een adembenemend gevoel voor fantasie in de lyrische centrale episode van het laatste deel. Met een techniek die net zo uitstekend is als de uitvoeringen, is dit een zeer gewilde release.

Bloch’s Schelomo, partly inspired by the book of Ecclesiastes and partly reflecting the composer’s response to the First World War, has been lucky on record, with numerous distinguished recordings following the pioneering 1940 account by Feuermann and Stokowski. This latest version by Parry Karp, the longstanding cellist of the Pro Arte String Quartet, adds another to the list. At 23 minutes, it’s a spacious interpretation, similar in length to Rostropovich’s with Bernstein (Warner, 3/77), although not as broad as the performance Bernstein later recorded with Maisky (DG, 1/90). The accent on the cello’s opening note, underplayed or unheeded in many recordings, is clearly observed here, and throughout Karp and conductor Kenneth Woods are attentive to detail, clarity and colour. There’s also no lack of expressive intensity when required, and I would rate this alongside the recordings by Steven Isserlis and Raphael Wallfisch among the very best of recent versions.
In 1919, three years after the completion of Schelomo, Bloch composed the Suite for viola and piano and orchestrated it in the same year. The work was subsequently transcribed for cello and piano by Adolph Baller and Gábor Rejtő and recorded by them in 1969, and more recently by Wallfisch with John York (Nimbus, 7/17). This is the first recording of the work for cello and orchestra, however. Bloch’s four-movement suite, originally intended to convey the atmosphere of different east and south-east Asian countries, sounds equally at home in its adaptation for cello as it does in the original for viola, effectively bringing a fourth version to the repertoire. The performance by Karp and Woods is all that one could wish for, conveying the atmosphere and energy of Bloch’s inspired writing and finding a breathtaking sense of fantasy in the lyrical central episode of the final movement. With engineering as excellent as the performances, this is a very desirable release.