juli 2025
Tchaikovsky: Souvenir de Florence & Symphony No. 6
Royal Liverpool Philharmonic Orchestra o.l.v. Domingo Hindoyan
Het RLPO heeft in dirigent Domingo Hindoyan de perfecte match gevonden. Deze Tsjaikovski Pathétique toont een orkest in topvorm.

Het aanpakken van een symfonie waarvan uw orkest een voortreffelijke opname maakte met uw voorganger – en voor hetzelfde label – is moedig. Of roekeloos. Wat Domingo Hindoyan bezielde om Tsjaikovski's Pathétique op te nemen met het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra, terwijl het slechts 10 jaar geleden een fantastische opname maakte onder Vasily Petrenko, verbaast me. Is dat niet gewoon jezelf op een mislukking voorbereiden? Maar ik ben blij dat hij dat deed.
Het is niet zo dat dit nieuwe verslag, opgenomen tijdens een concert in november 2021, dat van Petrenko, een Opname van de Maand toen ik het recenseerde, op enigerlei wijze overtreft. Maar het is goed voorbereid en zeer goed opgenomen, met een rijkere klank dan Onyx in 2015, met vooral de houtblazers beter gefocust. Misschien zet het ook een streep onder Petrenko's periode, een signaal dat er een nieuwe sheriff in de stad is.
Hindoyan is iets gematigder dan Petrenko, minder geneigd tot theatraal gedoe in het Allegro vivo van het eerste deel, hoewel de strijkstokken mooi en fel zijn; net als Petrenko gebruikt hij basklarinet in plaats van fagot vóór de grote explosie (track 5, 9'25"). Nadat de deinende passies uiteindelijk bedaard zijn, kruipen Hindoyans celli en bassen aarzelend het Andante come prima (14'35") in. In de scheve 5/4 wals is Hindoyan meer gematigd, sierlijk in plaats van buiten adem. Het Allegro molto vivace begint met een denderende molto vivace, alvorens over te gaan in een vastberaden mars.
In de finale hoor je het grootste verschil tussen de twee RLPO-versies. Hindoyan is meer dan een minuut sneller, maar met 10'28" is hij zeker geen snelheidsduivel (Mravinsky's bewerkingen van de Leningrad Philharmonic – zowel mono als stereo – kwamen op 9'45". Hindoyan houdt de puls vast en laat het grote thema zingen in plaats van de laatste restjes emotie eruit te persen.
Voor de Pathétique, als een zeer genereuze opvuller, komt een van Tsjaikovski's meest zonnige, opbeurende werken, de Souvenir de Florence, uitgevoerd in de strijkorkestbewerking en vorig jaar opgenomen, eveneens live. Het demonstreert de kwaliteiten van de strijkers van RLPO zeer goed, vooral in de uitbundige opening, waar de violen een passende Italiaanse glans hebben. Er zit veel beheersing in de Adagio cantabile en de finale wordt met uitbundige kracht voortgestuwd om een aangenaam album te voltooien.

Tackling a symphony of which your orchestra made a distinguished recording with your predecessor – and for the very same label – is brave. Or foolhardy. Quite what possessed Domingo Hindoyan to tape Tchaikovsky’s Pathétique with the Royal Liverpool Philharmonic Orchestra when it made a knockout recording under Vasily Petrenko just 10 years ago puzzles me. Surely it’s only setting yourself up for a fall? But I’m glad he did.
It’s not that this new account, recorded in concert in November 2021, eclipses Petrenko’s by any means, a Recording of the Month when I reviewed it. But it’s well prepared, and very well recorded, in richer sound than Onyx captured in 2015, the woodwinds, in particular, better focused. It perhaps also draws a line under Petrenko’s tenure, a signal that there’s a new sheriff in town.
Hindoyan is a touch more measured than Petrenko, less given to histrionics in the Allegro vivo of the first movement, although the string bowing is nice and fierce; like Petrenko, he uses bass clarinet rather than bassoon before the big explosion (track 5, 9'25"). After the heaving passions eventually subside, Hindoyan’s cellos and basses crawl reluctantly into the Andante come prima (14'35"). In the lopsided 5/4 waltz, Hindoyan is more measured, graceful rather than breathless. The Allegro molto vivace is launched at a hurtling molto vivace, before settling into a determined march.
The finale is where you’ll hear the biggest difference between the two RLPO accounts. Hindoyan is over a minute faster, but at 10'28" he is by no means a speed merchant (Mravinsky’s Leningrad Philharmonic accounts – both mono and stereo – came in at 9'45"). Hindoyan maintains the pulse, making the big theme sing rather than wringing out every last drop of emotion.
Before the Pathétique, as a very generous filler, comes one of Tchaikovsky’s most sunny, uplifting works, the Souvenir de Florence, given in its string orchestra arrangement and recorded last year, also in concert. It demonstrates the qualities of the RLPO strings very well, especially in the ebullient opening, where the violins have a suitably Italianate sheen. There’s plenty of poise in the Adagio cantabile and the finale is propelled along with boisterous vigour to complete a pleasing album.