juni 2025


Vox Feminae

Les Kapsber’girls

Een fantastisch programma met vocaal werk van vrouwelijke barokcomponisten, uitgevoerd door het ensemble Les Kapsber’girls, die de emoties op een boeiende manier verbeelden.

Minder dan anderhalf jaar geleden noemden we Albane Imbs nog 'One to Watch' als luitiste en oprichter van het vocale en instrumentale ensemble Les Kapsber'girls (A/24). Nu verwelkomen we haar derde album met dat getalenteerde ensemble op het Alpha-label. Het vorige kwartet wordt op drievoudige harp aangevuld door Pernelle Marzorati, die een duizelingwekkend spectrum aan strijkersspel combineert met sprankelende zang. Het is bovendien een slim programma: een Italiaanse vocale selectie wordt afgewisseld met Duitse instrumentale werken van de naamgever van de groep, Hieronymus Kapsberger. De vocale stukken zijn allemaal van vrouwelijke barokcomponisten, variërend van de bekendere Barbara Strozzi tot de minder bekende Lucia Quinciani, en elk stuk is boeiend en opwindend, wat resulteert in een energiek, sonisch verrukkelijk album dat het best tot zijn recht komt in twee of drie luisterbeurten.

Het album opent met Strozzi's duet 'Mercè di voi' ('Door uw genade'), dat ik ken van Musica Secreta's Strozzi-album met klavecinist John Toll (Amon Ra, 1/95), en deze twee uitvoeringen vullen elkaar uitstekend aan. Waar Musica Secreta een luchtigere aanpak hanteerde en elke regel uitspuwde, zijn de meisjes van Les Kapsber heerlijk haastig en benadrukken ze bij elke gelegenheid drama. Hetzelfde kan gezegd worden van Strozzi's 'Canto di bella bocca' ('Lied van de mooie mond'), waarin de meisjes van Les Kapsber een donkerdere en meer geëtste toon vinden dan Musica Secreta. Ik heb beide nodig in mijn leven, de sprankelende puurheid en de gedurfde, karaktervolle uitbarsting. Luister naar de regel 'Con passaggio veloce' ('in zijn snelle passage'), die het zingen beschrijft, want hier spreekt Axelle Verner bijna haar eigen partij. Heerlijke ironie.

Dat de meisjes van Les Kapsberger pittig kunnen zijn, is te prijzen, maar in feite functioneren ze het best in de uitersten van emotie: de oproep tot de wapens in Isabella Leonarda's Ad arma, o spiritus (‘Te wapen, geesten’) is opzwepend en dringend, terwijl de klagende bas van Strozzi's ‘Che si può fare?’ (‘Wat kan er gedaan worden?’) een weelderige onderbouwing vormt voor Alice Duport-Perciers toenemende nood, culminerend in haar prachtige zang op ‘fuoco di pene’ (‘vuren van pijn’). Tot slot sluit Quinciani's Udite lagrimosi spiriti d’Averno (‘Hoor, o betraande geesten van Avernus’) het programma ontroerend af en biedt een moment van bezinning, aangezien het het enige bekende stuk van de componist is dat bewaard is gebleven. Dit album is op alle vlakken subliem – maar een meer gedetailleerde toelichting in het boekje zou ik op prijs stellen.

Less than 18 months ago we highlighted Albane Imbs as One to Watch as lutenist and founder of the vocal and instrumental ensemble Les Kapsber’girls (A/24). Now we welcome her third album with that talented ensemble on the Alpha label. The previous quartet of performers has been joined on triple harp by Pernelle Marzorati, who augments a dazzling spectrum of string-playing, all topped by sparkling singing. It’s a clever programme too: an Italian vocal selection is punctuated by German instrumental works by the group’s namesake, Hieronymus Kapsberger. The vocal pieces are all by Baroque female composers ranging from the better-known Barbara Strozzi to the less familiar Lucia Quinciani, and every piece is engaging and exciting, making for a high-energy, sonically delightful album that is best heard in two or three sittings.

The album opens with Strozzi’s duet ‘Mercè di voi’ (‘By your mercy’), known to me from Musica Secreta’s Strozzi album with harpsichordist John Toll (Amon Ra, 1/95), and these two performances complement each other extremely well. Where Musica Secreta took a lighter approach, spinning out each line, Les Kapsber’girls are deliciously hasty, highlighting drama at every opportunity. The same can be said of Strozzi’s ‘Canto di bella bocca’ (‘Song of the beautiful mouth’), in which Les Kapsber’girls find a darker and more etched tone than Musica Secreta. I need both in my life, the sparkling purity and the daring, characterful outpouring. Listen out for the line ‘Con passaggio veloce’ (‘in its swift passage’), describing the act of singing, because here Axelle Verner almost speaks her part. Delicious irony.

That Les Kapsberger’girls can be feisty is to be celebrated, but in fact they operate best at the extremes of emotion: the call to arms in Isabella Leonarda’s Ad arma, o spiritus (‘To arms, you spirits’) is rousing and urgent, while the lamenting bass of Strozzi’s ‘Che si può fare?’ (‘What can be done?’) makes for a luscious underpinning to Alice Duport-Percier’s increasing distress, culminating in her exquisite singing on ‘fuoco di pene’ (‘fires of pain’). Finally, Quinciani’s Udite lagrimosi spiriti d’Averno (‘Hear, O tearful spirits of Avernus’) brings a touching close to the programme and a moment of reflection, since it’s the only known piece to survive from the composer. This album is superb on every level – but I would welcome a more detailed booklet note.