juni 2025
C. P. E. Bach: Sonatas for Violin and Harpsichord
Ryo Terakado & Fabio Bonizzoni
Violist Ryo Terakado en klavecimbel Fabio Bonizzoni vormen een wonderbaarlijk boeiend duo; hun glorieuze instrumentale geluid en duidelijke verstandhouding schitteren in de muziek van CPE Bach.

Dit is een ronduit verbluffend album. Ryo Terakado speelt op een viool van Giovanni Grancino uit 1690, terwijl Fabio Bonizzoni een Vlaams klavecimbel met twee manualen bespeelt, gemaakt door Willem Kroesbergen naar Couchet. Samen is de combinatie betoverend. Neem bijvoorbeeld de Largo, die de hartverscheurende kern vormt van de Sonate in Bes, Wq77. Het gevoel van ruimte dat het duo elkaar geeft is betoverend; Terakado en Bonizzoni beantwoorden elkaar met evenwicht en aandacht, maar hun frasen worden bijeengehouden door een gedeeld gevoel van adem en bloei. Bachs bezwerende melodieën krijgen de tijd om te spreken, maar de uitvoering is nooit geënsceneerd of overdreven bedachtzaam. In de momenten van imitatie wordt de prachtig getemperde stemming van het klavecimbel bijzonder duidelijk.
Terakado's geluid is buitengewoon, met name vanwege de flexibiliteit in dikte. Melodie wordt nooit puur gezongen om gezongen te worden, en zijn heldere klank is ook mysterieus – het is opmerkelijk bijzonder. Wat dit alles nog verbazingwekkender maakt, is – als ik het barokke roddelblad goed heb begrepen – dat Terakado Japans visdraad gebruikt voor zijn E-snaar. Het toveren van zo'n betovering uit zo'n ogenschijnlijk utilitair materiaal doet me glimlachen (maar aan de andere kant is het ook magisch om een regenboogforel uit een meer te halen).
Bonizzoni opent de Sonate in b klein, Wq76, met een ongedwongen overdaad. Zijn grammaticale precisie in zulke flamboyante solopassages is stijlvol gedoseerd. Wanneer Terakado de melodie overneemt, wordt zijn ondersteuning nog betoverender – gevarieerd in articulatie en overvloedig kleurrijk.
Dit zijn prachtige sonates, die ik graag vaker uitgevoerd en opgenomen zou zien. Ik ben dan ook blij dat dit sublieme album van Terakado en Bonizzoni andere uitstekende interpretaties van Podger en Bezuidenhout (Channel Classics, 23 oktober) versterkt, evenals een opname van Waley-Cohen en Baillieu die niet uit die periode stamt (Signum, 19 december). Mijn enige kritiekpunt betreft de algehele volgorde van de stukken. De Fantasia in fis mineur, Wq80, is opmerkelijk in zijn vreemdheid, maar als opening van het album is hij topzwaar in de eigenaardigheden van CPE. Luisteraars zouden mogelijk beter voorbereid zijn op de retoriek als hij tussen de sonates in c mineur en b mineur zou worden geplaatst.

This is an altogether stunning album. Ryo Terakado performs on a Giovanni Grancino violin made in 1690, while Fabio Bonizzoni plays a two-manual Flemish harpsichord made by Willem Kroesbergen after Couchet. Together, the combination is captivating. Take the Largo that sits achingly at the heart of the Sonata in B flat, Wq77. The sense of space the duo give each other is mesmeric; Terakado and Bonizzoni answer each other with poise and attentiveness, yet their phrases are held together with a shared sense of breath and bloom. Bach’s haunting melodies are given time to speak, yet the delivery is never staged or over-deliberate. In the moments of imitation, the exquisitely tempered tuning of the harpsichord becomes particularly apparent.
Terakado’s sound is extraordinary, particularly for its flexibility in thickness. Melody is never sung purely for being sung, and his clarity of sound also trades in mystery – it’s remarkably special. What makes all this even more astonishing is, if I’ve heard the word on the Baroque grapevine correctly, that Terakado uses Japanese fishing wire for his E string. To conjure such enchantment out of a material so ostensibly utilitarian makes me smile (but then again, pulling a rainbow trout out of a lake is also rather magical).
Bonizzoni opens the Sonata in B minor, Wq76, in uncluttered profusion. His precision of grammar in such flamboyant solo passages is stylishly judged. When Terakado takes over in melody, his support becomes even more beguiling – varied in articulation and copiously colourful.
These are stunning sonatas, which I wish were performed and recorded more, so I’m glad that this superb album from Terakado and Bonizzoni bolsters other excellent interpretations from Podger and Bezuidenhout (Channel Classics, 10/23) as well as a non-period recording from Waley-Cohen and Baillieu (Signum, 12/19). My only quibble is the overall ordering of the pieces. The Fantasia in F sharp minor, Wq80, is remarkable in its strangeness, but as an opening for the album it is top-heavy in CPE’s idiosyncrasies. Listeners would potentially be better prepared to engage with its rhetoric if it was sandwiched between the Sonatas in C minor and B minor.