juni 2025


Forgotten Symphonies: Schumann & Bruckner

Le Concert des Nations o.l.v. Jordi Savall

Jordi Savall brengt op briljante wijze een historisch geïnformeerde benadering van deze vroege werken van Bruckner en Schumann. Het resultaat zit vol met zeer aangrijpende details.

Bruckners ongenummerde symfonie in d-klein, gecomponeerd drie jaar na de Eerste symfonie, wordt misschien niet zo vaak uitgevoerd als zijn latere collega's, maar is wel uitgebreid vertegenwoordigd op plaat. De opname van Jordi Savall is echter pas de tweede die ik ben tegengekomen die historisch onderbouwde uitvoeringspraktijken voor het werk hanteert, in navolging van de aanpak die Mario Venzago gebruikte in zijn versie voor het Koninklijk Conservatorium van Parijs.

Net als bij Savalls opnames van Beethovens Achtste en Negende symfonie, bestaat het orkest uit 39 strijkers, aangevuld met nog eens 18 spelers, waardoor het totaal aantal instrumenten op 57 komt. Het openings-Allegro heeft een scherp geëtste kwaliteit, en wanneer, na ongeveer een minuut, het tweede thema door de strijkers wordt gepresenteerd, met de eerste violen verdeeld in twee secties, heeft de textuur een kamermuzikale sonoriteit. Daarentegen heeft de onderzoekende openingsmelodie van het vierde deel, gespeeld door de eerste en tweede noten unisono, evenveel warmte en expressiviteit als elke andere opname die volgens moderne conventies wordt gespeeld.

Meer nog dan Venzago vertolkt Savall een vloeiende en onstuimige interpretatie van de partituur, waarbij hij de luidere passages naar voren duwt en de zachtere passages vertraagt. Het resultaat is echter aanzienlijk meeslepender dan Venzago's versie, met een vurige energie in de climaxen en een sterk gevoel van poëzie in de rustigere zijwegen van de partituur. De frasering van soloklarinet, hobo en fluit te midden van gedempte strijkers vanaf 6'47" in het eerste deel is voortreffelijk, en de uitvoering van de finale is een triomf, zonder twijfel de beste van de twee dozijn opnames van het werk die ik ken.

Schumann schreef beide delen van de onvoltooide symfonie in g klein in Zwickau in 1832, acht jaar voordat hij aan de Eerste symfonie begon, en herzag de eerste voor een uitvoering in Leipzig het jaar daarop. Savall schrijft in het boekje dat dit een uitvoering is van de Zwickau-versie met enkele toevoegingen uit de Leipzig-bewerking. In tegenstelling tot de opnames van Marriner en Schønwandt, die beginnen met het Allegro van het eerste deel, geeft Savall ons de imposante inleiding die ook in de opnames van Gardiner en Beermann voorkomt, zij het met een extra paukenrol die in die versies niet te horen is. Met een uitvoering die nog verfijnder is dan die van de Bruckner, geeft Savall Schumanns vroege symfonische composities gewicht, kracht en emotie. Een impact die enorm meeslepend is, waardoor het nauwelijks onderdoet voor de vier symfonieën die zouden volgen.

Beide uitvoeringen profiteren van gedetailleerd en meeslepend opgenomen geluid dat ook warm en goed uitgebalanceerd is, en er is een gedetailleerde bijsluiter in het Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans en Catalaans. Al met al een opname die u niet mag missen.

Bruckner’s unnumbered D minor symphony, composed three years after the First Symphony, might not be as frequently performed as its later companions but it enjoys extensive representation on record. Jordi Savall’s recording, however, is only the second one I’ve encountered that adopts historically informed performance practices for the work, following the approach used by Mario Venzago in his version for CPO.

As with Savall’s recordings of Beethoven’s Eighth and Ninth Symphonies, the orchestra features 39 strings, with a further 18 players bringing the total number of instruments to 57. The opening Allegro has a sharply etched quality, and when, after a minute or so, the second subject is presented by the strings, with the first violins divided into two sections, the texture has a chamber-music sonority. By contrast, the searching opening melody of the fourth movement, played by the firsts and seconds in unison, has as much warmth and expressiveness as any recording played using modern conventions.

Even more than Venzago, Savall conducts a fluid and impetuous interpretation of the score, pushing ahead in louder passages and slowing for softer ones. However, the result is considerably more compelling than Venzago’s version, featuring a fiery energy in climaxes and a strong feeling of poetry in the score’s quieter byways. The phrasing of solo clarinet, oboe and flute amid hushed strings from 6'47" in the first movement is exquisite, and the performance of the finale is a triumph, easily the finest of the two dozen recordings of the work I know of.

Schumann wrote both movements of the unfinished Symphony in G minor in Zwickau in 1832, eight years before starting work on the First Symphony, and revised the first for a performance in Leipzig the following year. Savall writes in the booklet note that this is a performance of the Zwickau version with some additions from the Leipzig revision. Unlike the recordings by Marriner and Schønwandt, which start with the first movement’s Allegro, Savall gives us the imposing introduction included in the recordings by Gardiner and Beermann, although with an additional timpani roll not heard in those versions. With a performance even finer than that of the Bruckner, Savall gives Schumann’s early symphonic writing a weight, thrust and emotional impact that’s enormously involving, making it seem hardly inferior to the four symphonies that would follow.

Both performances benefit from detailed and immersive recorded sound that’s also warm and well-balanced, and there’s a detailed booklet note in English, French, German, Italian, Spanish and Catalan. Altogether a recording not to be missed.