april 2012
The Music of Poul Ruders, Vol. 7
Athelas Sinfonietta Copenhagen; Odense Symphony Orchestra o.l.v. Roberto Minczuk
Ik verwacht in ieder geval niet dat ik binnenkort nog een cd met zo'n rijke beleving hedendaagse muziek zal tegenkomen.

Ruders' Vierde is in naam en in feite een orgelsymfonie. Het is zeker geen concerto – het orgelschrift is resoluut onopvallend, volledig geïntegreerd in de textuur, soms imiteert het orkest erdoor geïmiteerd, dan weer ritmische uitdagingen aangeboden. De delen bestaan uit een schijnbaar mysterieuze 'Prelude', een gothic-horror 'Cortège' en een haastige 'Etude', die alle abrupt eindigen, waardoor een krachtige afsluitende 'Chaconne' de draad weer oppakt. Alleen het raadselachtige slotgebaar stoort me een beetje, net als bij de Britse première in Birmingham. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik geen afspeelniveau kon vinden waarbij de opname mij ook maar suggestief het perspectief van Symphony Hall gaf; en dit is een stuk dat gedijt op de ruimtelijke dimensie. Maar dat doet niets aan de ingewikkelde procedure en vaardigheid van de uitvoering in Odense.
De symfonie stamt uit 2008 en twee nog niet recent voltooide cd. Het vierenhalve minuut durende Trio transcendentale was een teststuk voor de Internationale Carl Nielsen Orgelwedstrijd van 2011, waar Nicholas Wearne de (zeker terecht) winnende interpretatie gaf. Het stuk ontwikkelt zich geleidelijk van wat de componist 'popcornbarok' noemt naar bijna-atonale 'waanzin', een proces dat met evenveel virtuositeit wordt uitgevoerd als de instrumentale compositie zelf (als geoefend organist beheerst Ruders het idioom zowel hier als in de symfonie perfect).
Songs and Rhapsodies, bestaande uit 12 korte, aaneengeschakelde delen voor accordeon en blaaskwintet, onderzoekt opnieuw de relatie tussen diverse klankkleuren met energie, verbeeldingskracht en inventiviteit. Toegegeven, zonder partituur klinkt de uitvoering mij opvallend en precies in de oren, wat misschien ook een eerbetoon is aan Ruders' vakmanschap. Hoe dan ook, ik verwachtte niet snel nog een cd met zo'n rijke, belonende hedendaagse muziek als deze tegen te komen.

Ruders' Vierde is in naam en in feite een orgelsymfonie. Het is zeker geen concerto – de orgelschriftuur is resoluut onopvallend, volledig geïntegreerd in de textuur, soms het orkest imiterend of erdoor geïmiteerd, dan weer ritmische uitdagingen biedend. De delen bestaan uit een vaag mysterieuze 'Prelude', een gothic-horror 'Cortège' en een haastige 'Etude', die alle abrupt eindigen, waardoor een machtige afsluitende 'Chaconne' de draad weer oppakt. Alleen het raadselachtige slotgebaar stoort me een beetje, net als bij de Britse première in Birmingham. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik geen afspeelniveau kon vinden waarop de opname me ook maar enigszins het perspectief van Symphony Hall gaf; en dit is een stuk dat gedijt op de ruimtelijke dimensie. Maar dat doet niets af aan de duidelijke toewijding en vaardigheid van de uitvoering in Odense.
De symfonie stamt uit 2008 en twee nog recentere stukken completeren de cd. Het vierenhalve minuut durende Trio transcendentale was een teststuk voor de Internationale Carl Nielsen Orgelwedstrijd van 2011, waar Nicholas Wearne de (zeker terecht) winnende interpretatie gaf. Het stuk ontwikkelt zich geleidelijk van wat de componist 'popcornbarok' noemt naar bijna-atonale 'waanzin', een proces dat met evenveel virtuositeit wordt uitgevoerd als de instrumentale compositie zelf (als geoefend organist beheerst Ruders het idioom zowel hier als in de symfonie volkomen).
Songs and Rhapsodies, bestaande uit 12 korte, aaneengeschakelde delen voor accordeon en blaaskwintet, onderzoekt opnieuw de relatie tussen diverse klankkleuren met energie, verbeeldingskracht en inventiviteit. Toegegeven, zonder partituur klinkt de uitvoering mij opvallend zelfverzekerd en precies in de oren, wat wellicht ook een eerbetoon is aan Ruders' vakmanschap. Hoe dan ook, ik verwacht niet snel nog een cd met zo'n rijke, belonende hedendaagse muziek als deze tegen te komen.