Awards Issue 2013
Bartók: Violin Concertos No. 1 & 2
Isabelle Faust & Swedish Radio Symphony Orchestra o.l.v. Daniel Harding
Gevoeligheid, subtiliteit en energie behoren tot Fausts prioriteiten en ze geniet van superieure orkestrale ondersteuning en eersteklas techniek.

Zin in een studie in interpretatieve contrasten? Probeer de openingsmaten van de finale van het Tweede Concerto, eerst met Isabelle Faust en Daniel Harding als dirigenten, daarna met de nieuwe Gramophone Recording of the Year van Patricia Kopatchinskaja onder Peter Eötvös. Faust is helder, attent en alert, terwijl Kopatchinskaja aan diezelfde deugden een pittige cadans en een gevoel van gevaar-infused spelmanschap toevoegt dat totaal anders is dan bij andere opnames van het werk. Het probleem is dat wat begint als ‘karakter’ al snel kan gaan irriteren, terwijl Faust, die over het algemeen kiest voor een minder gekunstelde aanpak (ze nam een paar aanwijzingen van Zoltán Székely’s opgenomen wereldpremière onder Mengelberg), op korte termijn in ieder geval een stuk duurzamer blijkt te zijn. Gevoeligheid, subtiliteit en energie behoren tot Fausts prioriteiten en, net als Kopatchinskaja, Barnabás Kelemen en Arabella Steinbacher, geniet ze van superieure orkestrale ondersteuning. Hoewel briljant en vaak strijdlustig, is haar uitvoering een uitvoering waarvan de primaire bedoeling is om de dialogische elementen van het concert over te brengen, en daarin wordt ze volledig geëvenaard door Harding en het Zweedse RSO. Intimiteit is een andere deugd (beam up 3'23" in het eerste deel), met een hele reeks onderliggende details die om zinvolle aandacht vragen. Kelemen (onder Zoltán Kocsis) speelt 'als een bezetene' (zoals ik zei in mijn oorspronkelijke recensie), hoewel er ook een behoorlijke mate van demonische gebaren in Fausts uitvoering zit. Kelemens cd bevat, naast de finale zoals we die kennen, het optionele 'alleen orkest'-einde, terwijl Faust en Harding, in tegenstelling tot Kopatchinskaja en Eötvös, geen keuze bieden in de kwestie - de orkestrale afsluiting rondt het werk af op een manier die vergelijkbaar is met het Concerto voor orkest.
Net als Steinbacher (onder Marek Janowski), Thomas Zehetmair (Iván Fischer) en de aangenaam lyrische James Ehnes (Gianandrea Noseda), kiest Faust ervoor om het geweldige Tweede Concerto te koppelen aan het eerdere, liefdesverdriet, met het hoofd in de wolken, uitzinnig romantisch Eerste Concert, waar ze lijkt terug te zijn gekeerd naar verschillende primaire bronnen om de opwindende geest van het werk te vinden. In het tweede deel betrekken Harding en zijn spelers Faust bij een behoorlijk heftige sparring: er bestaat geen twijfel over dat de krankzinnige wisselvalligheden van jonge liefde hartstochtelijk worden overgebracht. Een superplaat en eersteklas techniek; maar vergeet niet dat Ehnes naast de twee vioolconcerten ook het veel spaarzamere Altvioolconcert toevoegt, dat ook zeker de moeite waard is om aan te schaffen

Fancy a study in interpretative contrasts? Try the opening measures of the Second Concerto’s finale, first with Isabelle Faust and Daniel Harding conducting, then with the new Gramophone Recording of the Year from Patricia Kopatchinskaja under Peter Eötvös. Faust is crisp, attentive and alert, whereas Kopatchinskaja adds to those same virtues a feisty lilt and a sense of danger-infused gamesmanship that’s quite unlike any other recording of the work. The trouble is that what starts out as ‘character’ can soon rankle, whereas Faust, who in general opts for a less affected approach (she took a cue or two from Zoltán Székely’s recorded world premiere under Mengelberg), proves, in the short term at least, rather more durable. Sensitivity, subtlety and energy are among Faust’s priorities and, like Kopatchinskaja, Barnabás Kelemen and Arabella Steinbacher, she enjoys superlative orchestral support. Although brilliant and frequently combative, hers is a performance whose primary intention is to convey the concerto’s dialogic elements, and in that she is fully matched by Harding and the Swedish RSO. Intimacy is another virtue (beam up 3'23" into the first movement), with a whole host of underlying detail rallying for meaningful attention. Kelemen (under Zoltán Kocsis) plays ‘like a man possessed’ (as I said in my original review), though there’s a fair degree of demonic gesturing in Faust’s performance too. Kelemen’s CD includes, in addition to the finale as we know it, the optional ‘orchestra only’ ending, whereas Faust and Harding, unlike Kopatchinskaja and Eötvös, offer no choice in the matter – the orchestral close rounds the work off rather in the manner of the Concerto for Orchestra.
Like Steinbacher (under Marek Janowski), Thomas Zehetmair (Iván Fischer) and the pleasingly lyrical James Ehnes (Gianandrea Noseda), Faust chooses to couple the great Second Concerto with the earlier, lovelorn, head-in-the-clouds, deliriously romantic First Concerto, where she appears to have returned to various primary sources in pursuit of the work’s excitable spirit. In the second movement Harding and his players engage Faust in some pretty fierce sparring: no doubt about it, the mad vicissitudes of young love are passionately conveyed. A super disc and first-rate engineering; but do remember that, in addition to the two violin concertos, Ehnes adds the far sparer Viola Concerto, which is also well worth acquiring