oktober 2013
Chopin: Études
Jan Lisiecki
Lisiecki geeft ons eerst toongedichten en dan pas de studies. Zijn techniek is even onopvallend als moeiteloos vloeiend, beweeglijk en precies... de stralende kwaliteit van zijn muzikaliteit valt je bij elke stap op.

Wanneer, als ooit, heb je de Chopin Etudes als pure muziek horen spelen, gegeven als natuurlijk als ademhaling, maar herschapen vanuit een geheel nieuw perspectief? Van Jan Lisiecki komt Chopins poëtische essentie, verborgen onder elk doornig, onverbiddelijk gefocust probleem, naar voren met een onnavolgbare subtiliteit en elegantie. Lisiecki geeft ons eerst toongedichten en daarna studies, zijn techniek is even onopvallend als moeiteloos vloeiend, lenig en precies. Neem Op. 10 nr. 1 van Lisiecki, een groots maestoso-gordijnraiser die een meer vertrouwde en vastberaden virtuoze rush overstijgt. Nr. 4 is briljant gearticuleerd in plaats van manisch of blakend (over Cziffra en, het moet gezegd worden, Richter en Argerich). Wat een rustige, sprankelende charme in nr. 5 (de ‘zwarte toetsen’ etude), wat een intuïtie in de geagiteerde korte-lange-korte frasen van nr. 9.
Zelden heb ik een meer zelfverzekerde linkerhand gehoord in de cadensen of versieringen van Op. 25 nr. 7 (en dit binnen de context van een magisch vertrouwde lezing). Nr. 8 (sexten) is speels en giocoso, terwijl Lisiecki in nr. 10 (octaven) laat zien dat hij geen vreemde is voor kracht en drama wanneer Chopin in zijn stormachtigste b-mineurstemming is. Maar over het algemeen is het de stralende kwaliteit van zijn muzikaliteit die je bij elke beurt treft. DG heeft goud gevonden en ik kan alleen maar hopen dat zo'n scherpzinnig, natuurlijk en ongedwongen talent onbezoedeld zal blijven door commerciële druk. Geen moment zou ik zonder gevierde opnames van Cortot, vroege Pollini en Ashkenazy en Perahia willen zijn, maar voor een gedenkwaardige muzikale recreatie staat Lisiecki alleen.

When, if ever, have you heard the Chopin Etudes played as pure music, given as naturally as breathing yet recreated from an entirely novel perspective? From Jan Lisiecki, Chopin’s poetic essence, hidden beneath every thorny, relentlessly focused problem, emerges with an inimitable subtlety and elegance. Lisiecki gives us tone-poems first and studies second, his technique as unobtrusive as it is effortlessly fluent, lissom and precise. Take Op 10 No 1, from Lisiecki a grand maestoso curtain-raiser that transcends a more familiar and determinedly virtuoso rush. No 4 is brilliantly articulate rather than manic or blistering (re Cziffra and, it has to be said, Richter and Argerich). What quiet, scintillating charm in No 5 (the ‘black keys’ etude), what intuition in the agitated short-long-short phrases of No 9.
Rarely have I heard a more assured left hand in the cadenzas or flourishes of Op 25 No 7 (and this within the context of a magically confided reading). No 8 (sixths) is playful and giocoso, while in No 10 (octaves) Lisiecki shows himself no stranger to strength and drama when Chopin is in his stormiest B minor mood. Yet overall it is the luminous quality of his musicianship that strikes you at every turn. DG has struck gold and I can only hope that such a perceptive, natural and unforced talent will remain untarnished by commercial pressures. Never for a moment would I want to be without celebrated recordings by Cortot, early Pollini and Ashkenazy and Perahia, but for a memorable musical recreation Lisiecki stands alone.