september 2013
Bach: Cello Suites (Live)
Colin Carr
Carr is zo snel ter been, zelfs in de langzaamste bewegingen, dat het al snel duidelijk wordt dat deze uitvoering een meesterwerk is in beheersing en muzikaal altruïsme.

Zo ontroerd raken door zo weinig is het op volkomen gepaste wijze tonen van de aard van deze stukken, en een zeldzame en speciale gebeurtenis op een cd (laat staan een live-opname). Maar Colin Carrs frasering en articulatie zijn zo precies maar toch zorgvuldig ingetogen, en van een soort totale acceptatie-eenvoud, dat de muziek de ruimte krijgt om te zingen (geholpen door zijn spectaculaire Marquis de Cordobon Stradivari) en tegelijkertijd de kamer binnenkomt zonder enige pracht en praal.
Op geen enkel punt in deze waardige uitvoering neemt Carr zijn toevlucht tot 'oversharing' met het publiek om zijn punt te maken. Hoewel hij wordt vereerd om zijn muzikale intensiteit, is dat hier niet zo vanzelfsprekend als het zou kunnen zijn in zijn opnames van Schumann en Brahms of zijn reizen naar nichekamermuziek, en terecht. Een van de kwaliteiten die het beste wordt gediend door zijn respectvolle terugtrekking uit de ziel-blootleggende frontlinie van de muziek is dat de dansidentiteit ervan zo vreugdevol duidelijk is - de frasen repliceren in elkaar als een kunstschaatser die van pose naar pose beweegt; het einde van elk stuk kent nooit een zware voetstap; en de openingen van veel stukken zijn zo grafisch dat je bijna de dansers voor elkaar kunt zien buigen voordat ze beginnen (met name het preludium van de C majeur suite). Carr is zo snel ter been, zelfs in de langzaamste bewegingen, dat het niet lang duurt voordat duidelijk wordt dat deze uitvoering een masterclass is in terughoudendheid en muzikaal altruïsme. De muzikale interpretatie zelf is bijna transparant - niets verstoort de molenvijver, behalve de wetenschap dat de rust van de uitvoering omgekeerd evenredig is aan de diepte.
Het is gemakkelijk om te denken dat de definitieve opnames van deze belangrijke stukken alleen de studioversies kunnen zijn: versies waarin elke zin is onderzocht en, indien nodig, opnieuw is opgenomen. Maar het minste wat Carrs levende, ademende manifestatie van een leven vol studie kan doen, is de luisteraar laten heroverwegen of de meest driedimensionale manier om zulke diepgaande muziek te presenteren, in feite is om je in het geheim voor te bereiden, maar in het openbaar op geluk te vertrouwen

To be so moved by so little is to show in perfectly appropriate terms the very nature of these pieces, and a rare and special event on any disc (let alone a live recording). But Colin Carr’s phrasing and articulation are so precise yet carefully understated, and of a kind of total-acceptance simplicity, that the music is given space to sing (aided by his spectacular Marquis de Cordobon Stradivari) at the same time as entering the room without any pomp.
At no point in this dignified performance does Carr resort to ‘oversharing’ with the audience to make his point. Although he is revered for his musical intensity, it isn’t as obvious here as it may be in his recordings of Schumann and Brahms or his voyages into niche chamber music, and quite rightly. One of the qualities best served by his respectful withdrawal from the soul-baring front line of the music is that its dance identity is so joyfully evident – the phrases relay into each other like a figureskater moving from pose to pose; the end of each never experiences a heavy footfall; and the openings of many are so graphic that you can almost see the dancers bowing to each other before they begin (the Prelude of the C major Suite in particular). Carr is so fleet of foot, even in the slowest movements, that it is not long before it becomes clear that this performance is a masterclass in restraint and musical altruism. The musical interpretation itself is almost transparent – nothing disturbing the millpond, save the knowledge that the tranquillity of its performance is in inverse proportion to its depth.
It’s easy to think that the definitive recordings of these important pieces could only be the studio versions: ones where every phrase has been scrutinised and, if necessary, retaken. But the very least Carr’s living, breathing manifestation of a lifetime of study can do is make the listener reconsider whether the most three-dimensional way to present such profound music is, in fact, to prepare in private but trust to luck in public