september 2013
Hindemith: Violin Sonatas & Concerto
Frank Peter Zimmermann & Enrico Pace & Frankfurt RSO o.l.v. Paavo Järvi
Zimmermanns techniek is meer dan toereikend voor de virtuoze uitdagingen van het Concerto en zijn muzikaliteit voor het expressieve potentieel ervan.

De standaardopname van Hindemiths Vioolconcert blijft die van Oistrakh met de componist uit 1962, inmiddels 50 jaar oud maar nog steeds uitstekend klinkend. Andere opnames zijn gekomen en gegaan, maar geen enkele heeft zo'n blijvende kracht getoond, behalve Gertlers niet veel jongere verslag voor Supraphon. Dene Olding's (gekoppeld aan de Vierde Kammermusik) is de beste van de nieuwere uitgaven (veel veiliger dan Guttman), maar geen eerste keus. Frank Peter Zimmermann's interpretatie is daarentegen de echte deal. Zijn techniek is meer dan toereikend voor de virtuoze uitdagingen van het Concerto en zijn muzikaliteit voor het expressieve potentieel ervan. Zijn verslag is ook lichter van toon en sneller dan dat van Oistrakh of Gertler, zonder verlies van ernst waar nodig.
Dezezelfde eigenschappen zijn duidelijk aanwezig in zijn lezingen van de vier sonates, die netjes zijn samengesteld uit één zonder begeleiding en drie van de vier met piano. Rolf Wallin legde 18 jaar geleden de lat voor de vioolsonates (met en zonder piano), maar Zimmermann laat de Zweed (en Bieler in Op. 31 nr. 2) er in vergelijking bijna (maar niet helemaal) zwaar op de hand uitzien. Tempo is de sleutel, Zimmermanns lezingen zijn rustiger zonder te worden opgejaagd of zijn prachtig consonante toon op te offeren. Pöntinen heeft zeker een voorsprong op Enrico Pace in de begeleidingen, hoewel Pace beter geschikt is om Zimmermann te vergezellen.
Dit is het soort pleidooi waar Hindemiths muziek om schreeuwt, gevangen in eersteklas geluid, zoals gewoonlijk. Laten we hopen dat dit team binnenkort Kammermusik nr. 4, de overige twee sonates (Op. 11 nr. 2 en Op. 31 nr. 1) en de Tuttifäntchen Suite op de planken brengt.

The benchmark recording of Hindemith’s Violin Concerto remains Oistrakh’s with the composer from 1962, now 50 years old but still sounding excellent. Other recordings have come and gone but none has shown such staying power, except Gertler’s not-much-younger account for Supraphon. Dene Olding’s (coupled with the Fourth Kammermusik) is the best of the newer issues (much securer than Guttman) but not a first choice. Frank Peter Zimmermann’s interpretation, on the other hand, is the real deal. His technique is more than adequate to the Concerto’s virtuoso challenges and his musicianship to its expressive potential. His account is also lighter in tone and swifter than either Oistrakh’s or Gertler’s, with no loss of gravity where needed.
These same attributes are evident in his readings of the four sonatas, neatly made up of one unaccompanied with three of the four with piano. Rolf Wallin set the bar for the violin sonatas (with and without piano) 18 years ago but Zimmermann makes the Swede (and Bieler in Op 31 No 2) seem almost (but not quite) heavy-footed by comparison. Tempo is the key, Zimmermann’s readings pacier without being driven or sacrificing his beautifully consonant tone. To be sure, Pöntinen has the edge over Enrico Pace in the accompaniments, though Pace is better suited to partner Zimmermann.
This is the kind of advocacy Hindemith’s music has been crying out for, caught in top-notch sound, as usual. Let’s hope this team set down Kammermusik No 4, the remaining two sonatas (Op 11 No 2 and Op 31 No 1) and the Tuttifäntchen Suite soon