augustus 2013
Bach: Cantatas, Vol. 53
Bach Collegium Japan o.l.v. Masaaki Suzuki
De smaak van deze werken is vastgelegd in de geëtste dialogen en de textuurhelderheid van een gedistilleerde muzikale taal die zachtjes overgaat in een galante gevoeligheid.

Er is iets van een 'genre binnen een genre' wanneer men de late Bach-cantates bereikt - met name die werken die Bach in de late jaren 1730 componeerde, toen de reguliere kerkelijke composities vrijwel tot het verleden behoorden. De drie stukken hier lijken late toevoegingen te zijn aan de Jahrgang, of cyclus, van werken die zijn bedacht rond de hymnodie van de jaarlijkse kalender, die Bach in 172425 in beslag nam en plotseling tot stilstand kwam, misschien met de dood van zijn librettist voor het project.
De smaak van deze drie speciale werken is vastgelegd in de geëtste dialogen en de textuurhelderheid van een gedistilleerde muzikale taal die zachtjes afdrijft naar een galante gevoeligheid. Masaaki Suzuki is zich volledig bewust van deze nuances in het prachtige Es ist das Heil (BWV9), waar het openingskoor de gave van verlossing uitstraalt in een nootachtige blaas concertante die de koraalmelodie omringt, voortgezet in een bruisend duet (‘Herr, du siehst statt guter Werke’) waarin Hana BlaΩíková en Robin Blaze de terugkerende blaasinstrumenten verrukkelijk omringen in een kamerkwartetuitvoering van opmerkelijke aanwezigheid en evenwicht.
Suzuki reageert evenzeer op het omvangrijke en rijke tapijtwerk van BWV177 (gebouwd op de melodie ‘Ich ruf zu dir’), waarvan de intens gefocuste retoriek wordt aangegrepen door Collegium Musicum Japan, niet in de laatste plaats in de manier waarop de dansende tripla paradoxaal genoeg toestaat dat het smekende idee een onwaarschijnlijk gevoel van verwachting krijgt. Als dit vakkundig wordt gedaan, is de hoffelijke luchtigheid die aan de resterende strofen wordt gegeven vaak onthullend: opnieuw excelleert BlaΩíková naast Gerd Türks vrolijke viering van standvastigheid (met de gedenkwaardige regel ‘en Hij ontvangt het gratis’!), beide solisten vergezeld door uitstekende hobo da caccia en fagot obbligato medeplichtigen.
Verfijning is ook overvloedig aanwezig in BWV97, met behendig uitgevoerde concerto-composities in het Allegro van het ‘Franse ouverture’-koor en elegantere en delicatere kamergesprekken tussen zangers en instrumenten. Dit is een prachtige viering van al te zeldzame late vocale werken van Bach, aan ons onthuld door Suzuki met vreugde en een onberispelijk begrip van de unieke essentie ervan.

There is something of a ‘genre within a genre’ when one reaches late Bach cantatas – especially those works which Bach composed in the late 1730s, when regular church composition had all but become a thing of the past. The three pieces here appear to be late additions to the Jahrgang, or cycle, of works devised around the hymnody of the annual calendar, which was consuming Bach in 172425 and reached a sudden halt, perhaps with the death of his librettist for the project.
The flavour of these three special works is encapsulated in the etched dialogues and textural luminosity of a distilled musical language drifting gently towards a galant sensibility. Masaaki Suzuki is fully awake to these nuances in the exquisite Es ist das Heil (BWV9), where the opening chorus irradiates the gift of salvation in a nutty wind concertante encircling the chorale melody, continued in an effervescent duet (‘Herr, du siehst statt guter Werke’) in which Hana BlaΩíková and Robin Blaze delectably encircle the returning winds in a chamber quartet performance of remarkable presence and poise.
Suzuki is equally responsive to the sizeable and rich tapestry of BWV177 (built on the melody ‘Ich ruf zu dir’), whose intensely focused rhetoric is seized upon by Collegium Musicum Japan, not least in the way the dancing tripla allows, paradoxically, for the supplicatory conceit to be afforded an unlikely sense of anticipation. If this is skilfully managed, then the courtly airiness given to the remaining strophes is often revelatory: again, BlaΩíková excels alongside Gerd Türk’s cheery celebration of constancy (with the memorable line ‘and He receives it free of charge’!), both soloists joined by outstanding oboe da caccia and bassoon obbligato accomplices.
Refinement also abounds in BWV97, with deftly executed concerto writing in the Allegro of the ‘French overture’ chorus and more elegant and delicate chamber conversations between singers and instruments. This is a wonderful celebration of all-too-rare late Bach vocal works, revealed to us by Suzuki with joy and an impeccable understanding of its unique essence.