mei 2013
Mendelssohn: Symphony No. 2
Consensus Vocalis; Netherlands Symphony Orchestra o.l.v. Jan Willem de Vriend
Voor een frisse, directe verklaring die van begin tot eind de aandacht vasthoudt, kan ik me niet voorstellen dat iemand teleurgesteld zou zijn door deze nieuwe release.

Mendelssohns Hymn of Praise, zijn voorlaatste symfonie, werd voorafgegaan door de Italiaanse (nr. 4) en opgevolgd door de Schotse (nr. 3, waaraan hij meer dan 10 jaar werkte). Lobegesang ‘nr. 2’ noemen is dus misleidend, en niet alleen vanwege de onnauwkeurige chronologie. Het is een uitgebreid, volwassen werk vol verwondering en zou veel bekender moeten zijn. De langzame, waardige opening dient als een prelude op het belangrijkste Allegro en een aantal sissende instrumentale dialogen. Voor de eerste expositie zetten strijkers, koperblazers en pauken een storm op, voordat de houtblazers het overnemen voor het lyrische tweede onderwerp, prachtig vormgegeven onder de aandachtige leiding van Jan Willem de Vriend. Een hoogtepunt, een van de vele in deze uitvoering, vindt plaats op 4'37" waar, over een baspedaal, koper en strijkers elkaar afwisselen voor een herhaling van het openingsmotief voordat het allegro-thema terugkeert en de ontwikkeling echt op gang komt. Koper, pauken en geselecteerde strijktexturen zijn relatief grofkorrelig, het auditieve equivalent van jute, wat helpt om elke hint van de 'filharmonische' stijfheid te verdrijven die deze glorieuze muziek jarenlang met het verkeerde soort traditie heeft belast.
Vreugde in overvloed: de balsemende elegantie van het tweede deel van het Allegretto, de grillige eenvoud van het derde deel van het Adagio religioso 'lied zonder woorden' en, misschien wel het beste van alles, hoe Mendelssohn, voorbij het einde van het Adagio, opgewonden het begin van de enorme, meerdelige koraalfinale inrijdt met de woorden 'Alles, was Odem hat, lobe den Herrn!’ (‘Laat alles wat adem heeft de Heer prijzen’). Een zeer hoorbaar orgel speelt een prominente rol (sample ‘Die Nacht ist vergangen!’ – ‘De nacht vertrekt’ – op tr 14); en wat de koren betreft, zingen de Consensus Vocalis hun hart uit. Van de solisten zijn beide sopranen fantastisch, vooral de lead, Judith van Wanroij.
Geen enkele andere versie is beter en weinig zijn zo goed. Afgezien van de Vriend wordt het digitale veld geleid door Thomas Fey die het Duitse Kamerkoor en het Heidelberger Symphonieorchester dirigeert, een uitvoering die qua concept vergelijkbaar is met die van de Vriend, en ik zou ook het Stuttgarter Kammerchor en de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen met Frieder Bernius als dirigent aanbevelen, een andere buitengewoon goede uitvoering. Van de oudere, moderne instrumenten blijven de twee opnames van de overleden Wolfgang Sawallisch haalbare aanbevelingen, net als Kurt Masur in Leipzig. Maar voor een frisse, directe verklaring die van begin tot eind de aandacht trekt, kan ik me niet voorstellen dat iemand teleurgesteld zou zijn door deze nieuwe release, die ook nog eens prachtig is opgenomen. Er zijn Duitse teksten beschikbaar, maar geen Engelse vertalingen.

Mendelssohn’s Hymn of Praise, his penultimate symphony, was preceded by the Italian (No 4) and succeeded by the Scottish (No 3, which he worked on for over 10 years). So calling Lobegesang ‘No 2’ is misleading, and not only because of the inaccurate chronology. It’s an expansive, mature work filled with wonder and should be far better known. The slow, dignified opening serves as a prelude to the main Allegro and some sizzling instrumental dialogue. For the initial exposition strings, brass and timps set up a storm, before the woodwinds take over for the lyrical second subject, beautifully shaped under Jan Willem de Vriend’s attentive direction. A high spot, one of many in this performance, occurs at 4'37" where, over a bass pedal, brass and strings alternate for a reprise of the opening motif before the allegro theme returns and the development really gets into its stride. Brass, timps and selected string textures are comparatively coarse-grained, the aural equivalent of hessian, which helps dispel any hint of the ‘philharmonic’ stodginess that for years weighed this glorious music down with the wrong sort of tradition.
Joys abound: the balmy elegance of the Allegretto second movement, the whimsical simplicity of the Adagio religioso ‘song without words’ third movement and, perhaps best of all, how, beyond the close of the Adagio, Mendelssohn drives excitedly into the start of the huge, multi-movement chorale finale with the words ‘Alles, was Odem hat, lobe den Herrn!’ (‘Let everything that hath breath praise the Lord’). A very audible organ plays a prominent role throughout (sample ‘Die Nacht ist vergangen!’ – ‘The night is departing’ – on tr 14); and as for the choruses, the Consensus Vocalis sing their hearts out. Of the soloists, both sopranos are superb, especially the lead, Judith van Wanroij.
No rival version is better and few are as good. Aside from de Vriend, the digital field is led by Thomas Fey conducting the German Chamber Choir and the Heidelberg Symphony Orchestra, a performance that’s conceptually similar to de Vriend’s, and I would also recommend the Stuttgart Chamber Choir and Deutsche Kammerphilharmonie Bremen with Frieder Bernius conducting, another extremely fine performance. Of the older, modern-instrument alternatives, the late Wolfgang Sawallisch’s two recordings remain viable recommendations, as does Kurt Masur in Leipzig. But for a fresh, immediate statement that compels one’s attention from start to finish, I cannot imagine anyone being disappointed by this new release, which is also beautifully recorded. German texts are provided, but no English translations.