mei 2013


Lutosławski: Symphony No. 1, Partita, Chain 2 & Preludia Taneczne (Orchestral Works Vol. IV)

Michael Collins & Tasmin Little & BBC Symphony Orchestra o.l.v. Edward Gardner

Gardners opname van de Eerste symfonie met het BBC Symphony Orchestra is zonder twijfel de best gespeelde versie met het meest levendige geluid.

Lutosławski’s Eerste symfonie (1941-47) is misschien stilistisch onzuiver, met bijvoorbeeld een nauwelijks geassimileerde Roussel in het openings-Allegro giusto en Hindemith in de finale, maar het is minder het product van een compositorische ‘cul-de-sac’ dan wel een toetssteen voor latere ontwikkelingen; het vierde deel van de verkwikkende Danspréludes (1954, orch 1955) en, indirect, de Partita (1984, orch 1988) voeden zich ermee. (Er is een diepgewortelde onderlinge verbondenheid in de output van deze componist, zoals Adrian Thomas uitwerkt in zijn boekje-notities.)

Tientallen jaren geleden zetten Jan Krenz en de componist beiden de Eerste symfonie op papier met het Poolse Radio Symfonie Orkest, waarbij het gezaghebbende verslag van het laatste meerdere malen werd heruitgebracht. Gardners met het BBC Symphony Orchestra is met gemak de best gespeelde met het meest levendige geluid (hoewel Salonen het onlangs heeft opgenomen, waarmee hij eindelijk zijn Los Angeles-cyclus heeft voltooid). Gardners interpretatieve beslissingen verschillen van die van Lutosławski, sneller in de snelle delen, erg langzaam in het Poco adagio (waarmee hij per ongeluk Thomas' beschrijving ondermijnt dat dit deel 'bijna twee keer zo lang' is als het eerste: hier is het ruim twee keer zo lang). De componist had de balans ertussen precies goed, maar Gardner is erg overtuigend.

Het koppelen van Lutosławski's vioolconcerten Partita en Chain 2 (1984-85) zorgt voor een verstandige programmering; wat jammer dat Chandos het Interlude (1989) weglaat, dat door de componist bedoeld was om een ​​drieluik te vormen - in tegenstelling tot Naxos, dat de volgorde omdraaide! Little is technisch gezien een partij voor Mutter en de vreemd afstandelijke Bakowski, en haar spel is hoorbaar warmer dan beide. Met het superieure Chandos-geluid is dit nu de versie die je moet hebben. In de veel opgenomen Dance Preludes bewijst Collins een even briljante solist te zijn als welke dan ook, niet in de laatste plaats Frösts verslag, dat ik vorig jaar heb gerecenseerd, of Stoltzman, tot nu toe de marktleider. Een echte aanrader.

Lutosławski’s First Symphony (1941 47) may be stylistically impure, with, for instance, some barely assimilated Roussel in the opening Allegro giusto and Hindemith in the finale, but it is less the product of a compositional ‘cul-de-sac’ than a touchstone for later developments; indeed, the fourth of the invigorating Dance Preludes (1954, orch 1955) and, indirectly, the Partita (1984, orch 1988) feed from it. (There is a deep-seated interconnectedness in this composer’s output, as Adrian Thomas elaborates in his booklet-notes.)

Decades ago, Jan Krenz and the composer both set the First Symphony down with the Polish Radio Symphony Orchestra, the latter’s authoritative account being reissued several times. Gardner’s with the BBC Symphony Orchestra is easily the best-played with the most vivid sound (although Salonen has recently recorded it, finally completing his Los Angeles cycle). Gardner’s interpretative decisions vary from Lutosławski’s, swifter in the fast movements, very slow in the Poco adagio (accidentally undermining Thomas’s description that this movement is ‘almost twice as long’ as the first: here it is well over twice). The composer had the balance between them just right but Gardner is very persuasive.

Pairing Lutosławski’s violin concertos Partita and Chain 2 (1984 85) makes sensible programming; what a shame Chandos omits the Interlude (1989), intended by the composer to form a triptych – unlike Naxos, which reversed the order! Little is a match technically for Mutter and the oddly detached Bakowski, and her playing is audibly warmer than either. With superior Chandos sound, this is now the version to have. In the much-recorded Dance Preludes, Collins proves as brilliant a soloist as any, not least Fröst’s account, which I reviewed last year, or Stoltzman, hitherto the market leader. Highly recommended.