maart 2013
Liszt & Mahler: Das Himmlische Leben
Anne Schwanewilms & Charles Spencer
Bewijs van haar artisticiteit is overal duidelijk. Haar frasering is naadloos, zonder dat de hoorbare woorden-versus-muziek onderhandelingen merkbaar zijn, zelfs niet bij goede zangers.

In haar vorige opname (Orfeo) vond Anne Schwanewilms een verrassende breedte van expressie tussen Richard Strauss’ operaheldinnen en zijn Vier laatste liederen. Hier, heen en weer bewegend tussen Liszt en Mahler, vindt ze contrasten op een bredere schaal. De verschillen zijn niet alleen indicatief voor hun respectievelijke tijdperken, maar ook voor de componisten zelf. Van de eeuwenoude vraag wat eerst komt, de woorden of de muziek, zaten Mahler en Liszt duidelijk in verschillende kampen. Mahler zou er nooit aan denken om een tekst in de weg te laten staan van een melodie, terwijl Liszt duidelijker in de pas liep met de prosodietraditie van zijn tijdgenoot Schumann. Op geen enkel moment zou een gevoelige luisteraar liederen uit Des Knaben Wunderhorn verwarren met de handvol zeldzame Liszt-uitvoeringen in dit programma – en toch navigeert Schwanewilms die verschillen ten gunste van beide.
Het bewijs van haar artisticiteit is overal duidelijk. Haar frasering is naadloos, zonder dat er hoorbare woorden-versus-muziek onderhandelingen opvallen, zelfs niet bij goede zangers. Haar vocale kwaliteit is niet alleen puur maar ook krachtig, hoewel die kracht in haar geval meestal in reserve blijft totdat de muziek haar oproept. In plaats van de luisteraar te bombarderen met haar aanwezigheid, lokt Schwanewilms de luisteraar met de subtiliteit van een gefluister naar haar rijk. Het beschrijven van haar vocale kwaliteit lijkt vreemd genoeg op eten: 'weelderig' komt in me op, net als 'rijk' en 'romig'. Ik vind het echt onmogelijk om naar deze opname te luisteren zonder honger te krijgen.

In her previous recording (Orfeo), Anne Schwanewilms found a surprising breadth of expression between Richard Strauss’s operatic heroines and his Four Last Songs. Here, pivoting between Liszt and Mahler, she finds contrasts on a wider scale entirely. The differences are indicative not merely of their respective eras but also of the composers themselves. Of the age-old question of which comes first, the words or the music, Mahler and Liszt were clearly in different camps. Mahler would never dream of letting a text get in the way of a melody, while Liszt fell more clearly in line with the prosody tradition of his contemporary Schumann. At no point would any sensitive listener confuse songs from Des Knaben Wunderhorn with the handful of rare Liszt performances in this programme – and yet Schwanewilms navigates those differences to the benefit of both.
Evidence of her artistry is everywhere apparent. Her phrasing is seamless, with none of the audible words-versus-music negotiations noticeable even in fine singers. Her vocal quality is not merely pure but powerful, though in her case that power stays mostly in reserve until summoned by the music. Rather than pummelling the listener with her presence, Schwanewilms coaxes the listener into her realm with the subtlety of a whisper. Describing her vocal quality is strangely akin to food: ‘luscious’ comes to mind, as do ‘rich’ and ‘creamy’. Really, I find it impossible to listen to this recording without getting hungry.