januari 2013


Handel: Finest Arias for Base Voice, Vol. 1

Christopher Purves & Arcangelo o.l.v. Jonathan Cohen

Purves bezit feitelijk twee stemmen in één – een klinkende, hoge bariton met een sonore basextensie – en verhult zijn toon om verbazing en zelfs pathos over te brengen.

Bassen in de 18e eeuw genoten zelden een sterrol. Publieke verering, met bijbehorende honoraria, was meestal gereserveerd voor temperamentvolle sopranen en castraten. Een van Händels bassen, Gustavus Waltz, heeft misschien zelfs een tijdje als kok van de componist gediend. Toch schreef Händel, zoals dit ondernemende recital onthult, in zijn 50-jarige carrière prachtige, gevarieerde muziek voor verschillende opmerkelijke bassen, van de Napolitaanse priester Antonio Manna, waarschijnlijke schepper van Polifemo in de Italiaanse serenata Aci, Galatea e Polifemo, tot de verengelste Duitse Henry Reinhold, zijn favoriete oratoriumbas uit de late jaren 1730. Tussendoor, tijdens zijn hectische jaren als operacomponist-cum-directeur, schakelde Händel twee gevierde Italianen in: Giuseppe Maria Boschi, een bariton in plaats van een bas die zich specialiseerde in razende tirannen, en Antonio Montagnana, geprezen door de muziekhistoricus Charles Burney om zijn ‘diepte, kracht en zachtheid, en zijn bijzondere nauwkeurigheid van intonatie bij het raken van verre intervallen’.

Geen enkele aria van Händel handelt spectaculairder in ‘verre intervallen’ dan Polifemo’s ‘Fra l’ombre e gl’orrori’, waarin de oversekste cycloop zichzelf vergelijkt met, van alle dingen, een verbijsterde vlinder. Händel hergebruikte dit later, in een enigszins vereenvoudigde versie, voor Montagnana in Sosarme. Onaangedaan zingt Christopher Purves het origineel, verbluffend, en breidt het bereik van tweeënhalve octaaf (hoge tenor A tot ondergrondse bas D) uit door een peilloze lage Bes in de da capo te plaatsen. Maar het resultaat is geen circustruc. Purves bezit in feite twee stemmen in één – een klinkende, scherpe hoge bariton met een sonore basextensie – en verhult zijn toon om verbijstering en zelfs pathos over te brengen.

Purves' flair voor specifieke karakterisering verlevendigt elk nummer op de cd. Aangespoord door Arcangelo's splenetische strijkers, werkt hij zichzelf in een woede die Boschi waardig is in een aria van Riccardo Primo. Coloratura, hier en elders, is altijd precies gefocust, grote sprongen worden op snelheid netjes onderhandeld. In ‘O ruddier than the cherry’ suggereert hij op verrukkelijke wijze destructieve lust die nauwelijks onder de schijnbare innemende façade wordt gehouden. Elders geniet Purves van de kronkelige chromatiek van Lucifers ‘Caddi, è ver’ (La Resurrezione) en de geniale swing van de ‘jacht’-aria uit L’Allegro, aangewakkerd door Roger Montgomery’s dartele hoorn obbligato. Hij kan ook zoetgevooisd zijn, of het nu gaat om Claudius’ poging om Poppea te verleiden in Agrippina of de aria’s voor twee beschaafde vaders, Abinoam (Deborah) en Gobrias (Belshazzar), waarbij de laatste steeds intenser en onrustiger wordt naarmate het vordert. Trompet en stem strijden spannend met elkaar in de eeuwige basfavoriet ‘Revenge, Timotheus cries’, terwijl Purves in het laatste nummer, Somnus’ ‘Leave me, loathsome light’, slaperigheid en lusteloosheid oproept zonder toevlucht te nemen tot een witte, ‘gapende’ toon. Jonathan Cohen en Arcangelo genieten hier van de rijke strijkerstexturen, typerend voor hun gevoel voor kleur gedurende een recital dat een welsprekend eerbetoon is aan Händels grenzeloze vindingrijkheid bij het componeren voor bas: een tegenreactie, zoals David Vickers suggereert in zijn informatieve notitie, op het clichématige idee dat zijn basaria’s allemaal ongedifferentieerde bluf zijn.

Basses in the 18th century rarely enjoyed star billing. Public adulation, with fees to match, was usually reserved for temperamental sopranos and castratos. One of Handel’s basses, Gustavus Waltz, may even have served a spell as the composer’s cook. Yet, as this enterprising recital reveals, Handel wrote superb, varied music for several remarkable basses over his 50-year career, from the Neapolitan priest Antonio Manna, probable creator of Polifemo in the Italian serenata Aci, Galatea e Polifemo, to the anglicised German Henry Reinhold, his oratorio bass of choice from the late 1730s. In between, during his hectic years as opera composer-cum-director, Handel engaged two celebrated Italians: Giuseppe Maria Boschi, a baritone rather than bass who specialised in raging tyrants, and Antonio Montagnana, praised by the music historian Charles Burney for his ‘depth, power and mellowness, and peculiar accuracy of intonation in hitting distant intervals’.

No Handel aria trades in ‘distant intervals’ more spectacularly than Polifemo’s ‘Fra l’ombre e gl’orrori’, in which the oversexed cyclops compares himself to, of all things, a bemused butterfly. Handel later recycled this, in a slightly simplified version, for Montagnana in Sosarme. Unfazed, Christopher Purves sings the original, stunningly, expanding its two-and-a-half octave compass (high tenor A to subterranean bass D) by inserting a fathomless low B flat in the da capo. But the result is no mere circus trick. Possessing in effect two voices in one – a ringing, incisive high baritone with a sonorous bass extension – Purves veils his tone to convey bemusement, even pathos.

Purves’s flair for specific characterisation enlivens every number on the disc. Egged on by Arcangelo’s splenetic strings, he works himself into a rage worthy of Boschi in an aria from Riccardo Primo. Coloratura, here and elsewhere, is always precisely focused, wide leaps cleanly negotiated at speed. In ‘O ruddier than the cherry’ he delightfully suggests destructive lust barely contained beneath the would-be ingratiating veneer. Elsewhere Purves relishes the tortuous chromaticism of Lucifer’s ‘Caddi, è ver’ (La Resurrezione) and the genial swing of the ‘hunting’ aria from L’Allegro, abetted by Roger Montgomery’s rollicking horn obbligato. He can be dulcet, too, whether in Claudius’s attempted seduction of Poppea in Agrippina or the arias for two chastened fathers, Abinoam (Deborah) and Gobrias (Belshazzar), the latter growing more intense and troubled as it proceeds. Trumpet and voice vie thrillingly in the perennial bass favourite, ‘Revenge, Timotheus cries’, while in the final number, Somnus’s ‘Leave me, loathsome light’, Purves evokes drowsiness and lassitude without recourse to a white, ‘yawned’ tone. Jonathan Cohen and Arcangelo savour the rich string textures here, typical of their feeling for colour throughout a recital that pays eloquent tribute to Handel’s boundless invention in composing for bass voice: a counter, as David Vickers suggests in his informative note, to the clichéd notion that his bass arias are all undifferentiated bluster.