november 2014


St. Petersburg

Cecilia Bartoli & I Barocchisti o.l.v. Diego Fasolis

Bartoli’s nieuwste verkenning van het onbekende is opnieuw een schot in de roos: hier ontdekt ze een aantal werken die wonderwel passen bij haar dramatische talenten en ze brengt ze op briljante wijze ten gehore.

De laatste van Cecilia Bartoli's uitbundige verkenningen van verwaarloosde gebieden van de 17e- en 18e-eeuwse opera is naar het noorden gereisd naar Sint-Petersburg en de archieven van het Mariinsky Theater om de vruchten te onderzoeken van pogingen van drie opeenvolgende 18e-eeuwse Russische keizerinnen - Anna, Elizabeth en Catharina de Grote - om de muzikale entertainment van de stad te moderniseren. 'Moderniseren' betekende natuurlijk 'Italianiseren', bereikt door Italiaanse componisten, zangers en ontwerpers aan te stellen voor de hofopera. Beroemd is dat Catharina op verschillende momenten Galuppi, Traetta, Paisiello, Sarti, Cimarosa en Martin y Soler opriep, maar we krijgen hier maar één van die jongens, de nadruk ligt in plaats daarvan op de drie minder bekende kapelmeesters die door haar voorgangers in de jaren 1735-65 werden ingehuurd: Francesco Araia, Hermann Raupach en Vincenzo Manfredini.

Iedereen die van dat dieet een dieet van dunne, ingesproken Napolitaanse kost verwacht, zal verrast zijn. Er is rijke muziek hier, en ook dramatisch. De aria's, allemaal uit opere serie, zijn uitgebreid in vocale expressie en orkestrale kleur, en ook nog eens heerlijk om naar te luisteren. Araia's 'Vado a morir' heeft een Venetiaanse schemerigheid, zijn 'Pastor che a notte ombrosa' een kalm fluitende hobo die trillende vioolfiguren tegenkomt die doen denken aan een kloppend hart; aria's uit Raupachs Altsesta, de allereerste opera in het Russisch, tonen klassieke evenwichtigheid als Alceste zichzelf opoffert, en sprankelende atletische prestaties en vaart als Hercules zich voorbereidt om de hel binnen te gaan voor een charivari van trompetten en trommels waar zeker geen Furie tegenop zou kunnen; en de twee aria's en een refrein uit Manfredini's Carlo Magna bevatten er een waarin de gelijknamige Karel de Grote genade uitdeelt terwijl fluitnoten vallen als de zachte regen. De Cimarosa, uit 1788 en met een klarinet obligaat, heeft een meer hoge klassieke combinatie van vocale virtuositeit en lyrische gratie.

Bartoli beheerst, zoals altijd, deze muziek technisch volledig, wat op sommige plaatsen net zo uitdagend is als je in deze periode zult vinden. Het is prettig om te horen dat de machinegeweeraanval die ze in het verleden op passagewerk heeft toegepast, is gematigd tot iets vloeiender; maar waar voorheen een zekere overintensiteit van toon soms dreigde lichtere muziek te verpletteren, lijken deze aria's daar goed tegen bestand te zijn - en in ieder geval is het niets vergeleken met de levendige opwinding die ze teweegbrengt door haar onvermoeibare expressieve toewijding. De uitvoering van I Barocchisti onder Diego Fasolis, zoals op de Steffani arias-cd van vorig jaar (11/13), is briljant, opzwepend, vurig.

Bartoli's rijkelijk gerealiseerde 'project'-albums zijn regelmatige traktaties. Er gaat goed onderzoek en denkwerk in hun selectie en luxe presentatie, wat resulteert in objecten om te koesteren en ontdekkingen die het echt waard zijn om te doen. Bedenk dat het pas 15 jaar geleden is dat ze deze dienst verrichtte voor Vivaldi's 'vergeten' opera's, en kijk wat ermee is gebeurd!

The latest of Cecilia Bartoli’s exuberant explorations of neglected areas of 17th- and 18th-century opera has journeyed north to St Petersburg and the archives of the Mariinsky Theatre to examine the fruits of attempts by three successive 18th-century Russian empresses – Anne, Elizabeth and Catherine the Great – to modernise the city’s musical entertainments. ‘Modernising’, of course, meant ‘Italianising’, achieved by appointing Italian composers, singers and designers to the court opera. Famously, Catherine summoned at various times Galuppi, Traetta, Paisiello, Sarti, Cimarosa and Martin y Soler, but we get only one of those guys here, the emphasis instead being on the three less familiar Kapellmeisters employed by her predecessors in the years 1735 65: Francesco Araia, Hermann Raupach and Vincenzo Manfredini.

Anyone expecting from that a diet of thin, phoned-in Neapolitan fare will be in for a surprise. There is rich music here, and dramatic too. The arias, all from opere serie, are expansive in vocal expression and orchestral colour, and crackingly good to listen to too. Araia’s ‘Vado a morir’ has a Venetian duskiness, his ‘Pastor che a notte ombrosa’ a placidly piping oboe encountering shivering violin figures suggestive of a palpitating heart; arias from Raupach’s Altsesta, the first-ever opera in Russian, show Classical poise as Alceste sacrifices herself, and scintillating athleticism and dash as Hercules prepares to enter Hell to a charivari of trumpets and drums such as surely no Fury could withstand; and the two arias and a chorus from Manfredini’s Carlo Magna include one in which the eponymous Charlemagne dispenses mercy while flute notes drop as the gentle rain. The Cimarosa, from 1788 and with a clarinet obbligato, has a more High Classical combination of vocal virtuosity and lyrical grace.

Bartoli, as ever, is in complete technical command of this music, which in places is as challenging as you’ll find at this period. It is pleasing to hear that the machine-gun attack that she has in the past applied to passagework has been moderated into something more fluid; but where before a certain over-intensity of tone has sometimes threatened to crush slighter music, these arias seem well able to stand up to it – and in any case, it is nothing to the vivid excitement brought to them by her tireless expressive commitment. The playing of I Barocchisti under Diego Fasolis, as on last year’s Steffani arias disc (11/13), is brilliant, surging, ardent.

Bartoli’s lavishly realised ‘project’ albums are regular treats. Proper research and thought goes into their selection and de luxe presentation, resulting in objects to be cherished and discoveries truly worthy of the making. Remember, it is only 15 years ago that she was performing this service for Vivaldi’s ‘forgotten’ operas, and look what has happened to them!