augustus 2014


Mozart: Violin Concertos 3, 4 & 5

Arabella Steinbacher & Festival Strings Lucerne o.l.v. Daniel Dodds

Uitvoeringen waar puur speelplezier van afstraalt, van een solist die in deze stukken volkomen op zijn gemak klinkt.

In het bij deze uitgave behorende boekje schrijft Arabella Steinbacher: ‘Deze concerten zijn al sinds mijn vroege jeugd bij me… Ik heb het gevoel dat ze me na aan het hart liggen.’ Iedereen die geneigd is dit af te doen als een marketingtruc, zal snel van gedachten veranderen als hij naar deze uitvoeringen luistert – ze wekken echt de indruk van een project dat wordt ondersteund door een ongebruikelijke mate van sympathiek begrip.

Steinbacher heeft een manier om te zoeken naar wat elke passage, elke frase, zijn individualiteit geeft, en het tot ons te laten spreken door middel van kleine veranderingen in dynamiek of nadruk. Niets wordt geforceerd: de snelle bewegingen zijn snel genoeg om het passagewerk briljant te laten klinken, maar altijd met ruimte voor elegante vormgeving. De Lucerne Festival Strings zijn klein genoeg om zelfs begeleidende lijnen op een positieve, levendige manier te kunnen spelen (let op de variaties in de ondersteuning die de violen geven aan de terugkeer van het rondothema in de finale van K216). Een opname van topklasse versterkt het gevoel van enthousiaste deelname. Steinbacher vindt haar zoetste toon voor de langzame bewegingen; elders is er een sterk besef van het gevoel van plezier dat veel delen van deze jeugdige meesterwerken doordringt. En ze vindt een extra injectie van vuur voor de Turkse episode in de finale van K219.

De purist in mij merkte af en toe een te vloeiende articulatie op en, aan het andere uiterste, heel korte spiccato strijkstreken (in de finale van K218, bijvoorbeeld). Maar dit zijn kleine problemen, binnen deze zeer individuele, diep bevredigende verslagen.

In the booklet accompanying this issue, Arabella Steinbacher writes: ‘These concertos have been with me since early childhood…I feel they are very close to my heart.’ Anybody tempted to dismiss this as a marketing ploy will soon change their minds on listening to these performances – they really do give the impression of a project backed by an unusual degree of sympathetic understanding.

Steinbacher has a way of searching out what gives each passage, each phrase, its individuality, getting it to speak to us through slight changes in dynamic or emphasis. Nothing is forced: the quick movements are fast enough for the passagework to sound brilliant but always with space for elegant shaping. The Lucerne Festival Strings are a small enough body to allow even accompanying lines to be played in a positive, lively manner (notice the variants in the support the violins give to the returns of the rondo theme in K216’s finale). A top-class recording enhances the sensation of keen participation. Steinbacher finds her sweetest tone for the slow movements; elsewhere, there’s a strong awareness of the sense of fun that pervades many parts of these youthful masterpieces. And she finds an extra injection of fire for the Turkish episode in K219’s finale.

The purist in me noticed occasional over-smooth articulation and, at the other extreme, very short spiccato bow strokes (in the finale of K218, for example). But these are minor issues, within these highly individual, deeply satisfying accounts.