augustus 2014
British Works for Cello and Piano, Vol. 3 (Moeran, Rubra & Rawsthorne)
Paul Watkins & Huw Watkins
Weer een prachtig kamermuziekduo (ditmaal van twee broers), die instinctief samenwerken in passages die zowel ontroerend als urgent zijn.

Hier is nog een boeiend boek met Britse meesterwerken voor cello en piano, die alle drie dateren uit de jaren 40 en met begrip, toewijding en onberispelijke technische vaardigheid worden gespeeld.
Het verslag van de sonate in g-klein die Rubbra in 1946 schreef voor de cellist William Pleeth en zijn vrouw Margaret Good, maakt indruk door zijn onverschrokken emotionele reikwijdte en onfeilbare helderheid. Deze uitvoerders blijken scherp te reageren op de diep voedende contrapuntische en spirituele reikwijdte van deze muziek. Evenzo krijgt Moerans aangrijpende sonate in a-klein een enorm welsprekende behandeling, het spel is zo rijk van toon en vurig als je maar kunt hopen te horen. Moeran vond het een van zijn allerbeste dingen - een oordeel dat triomfantelijk werd bevestigd door de aanhoudende intensiteit van de expressie van het gekwelde langzame deel, dat op zijn beurt zonder onderbreking overgaat in een opwindend strakke rondofinale. Als je dit boeiende stuk nog niet kent, laat me dan aandringen op onderzoek. Bevredigend compact, stevig beargumenteerd en onberispelijk vervaardigd, Rawsthornes C majeur Sonate uit 1948 vertegenwoordigt een andere duurzaam lonende creatie. Het werd geschreven voor Anthony Pini en zal, net als alle drie de werken hier, zeker de moeite waard zijn om nader te bekijken.
Met een ideaal intiem geluid dat uit Dunwichs Potton Hall komt en scherpzinnige boekjesnotities van wijlen Calum MacDonald, is dit in alle opzichten een superlatieve uitgave.

Here’s another absorbing volume of British masterworks for cello and piano, all three of which date from the 1940s and are played with understanding, commitment and irreproachable technical skill.
The account of the G minor Sonata that Rubbra wrote in 1946 for the cellist William Pleeth and his wife Margaret Good impresses by dint of its intrepid emotional scope and unfailing lucidity, these performers proving acutely responsive to this music’s deeply nourishing contrapuntal and spiritual reach. Likewise, Moeran’s gripping A minor Sonata receives hugely eloquent treatment, the playing as rich-toned and ardent as one could hope to hear. Moeran thought it one of his very best things – a verdict triumphantly borne out by the sustained intensity of expression of the anguished slow movement, which in turn plunges without a break into an excitingly taut rondo finale. If you don’t yet know this riveting piece, let me urge investigation. Satisfyingly compact, meatily argued and impeccably crafted, Rawsthorne’s 1948 C major Sonata represents another durably rewarding creation. It was written for Anthony Pini, and, like all three works here, will certainly repay closer scrutiny.
With ideally intimate sound emanating from Dunwich’s Potton Hall and perspicacious booklet-notes by the late Calum MacDonald, this is a superlative issue in every way.