mei 2014
Paganini Fantasy
Nemanja Radulović
Je moet vanaf het begin weten dat je in volkomen veilige handen bent met werken van zo'n vurige virtuositeit; en dat ben je. Vanaf de openingsscène van Caprice is het een opwindende rit vol groot zelfvertrouwen en expressie.

Vanaf de allereerste maat van sommige cd's weet je dat je in veilige handen bent - artiest, orkest, dirigent, geluidsopname, balans, akoestiek - en dit is er een van. Je hoeft alleen maar achterover te leunen en ervan te genieten. Het is niet alleen het aantrekkelijke programma, met zijn welkome mix van concerten, solo's en kamermuziek, maar ook de uitbundige uitvoeringen, die, zo vermoed ik, energiek worden gemaakt door de charismatische jonge Servische solist (het boekje toont hem met zwart schouderlang haar, als imitatie van de beroemde vervalste foto van Paganini).
Hij presenteert zijn geloofsbrieven met een oogverblindend verslag van de Caprice nr. 5 voordat Eiji Oue en de RAI-spelers met alle wapens in het vioolconcert opus 6 beginnen. Radulovic's overtuigende techniek maakt kinderspel van Paganini's talloze technische uitdagingen, geëvenaard door een betoverende toon, expressieve vocale frasering en perfecte intonatie (weinigen hebben de boventonen in het G-majeurgedeelte van de finale zo zoet laten zingen). Hij speelt zijn eigen bewerking van Nathan Milsteins cadens in het eerste deel en schuwt het niet om een paar kleine tekstuele wijzigingen in het derde deel aan te brengen. Les Trilles du Diable, Radulovics strijkkwintetcollega's, bieden niet minder stijlvolle ondersteuning in de Cantabile en, vergezeld door pianiste Laure Favre-Kahn, in Aleksandar Sedlars vindingrijke, volkomen overtuigende arrangement van de Moses-Fantasy (alleen voor de G-snaar). Radulovic´ verslaat dit met enorme panache en eindigt zoals hij begon met een solo Caprice, nr. 24 in a mineur, de bekendste van de set.
Dit is een uitzonderlijke cd naar welke maatstaf dan ook en moeilijk te overtreffen als introductie tot Paganini's genie. Het heeft eigenlijk alles behalve de twee pagina's quasi-Engels in het boekje die gewijd zijn aan de biografie van de solist. Afgezien van het feit dat het een buitengewoon saaie lijst was met podia, artiesten en orkesten, had het ook door een redacteur die beter bekend was met de taal, nagelezen moeten worden.

From the very first bar of some discs you know you are in safe hands – artist, orchestra, conductor, sound recording, balance, acoustic – and this is one of them. You just have to sit back and enjoy it. It is not just the attractive programme, with its welcome admixture of concerto, solos and chamber works, but the exuberant performances, energised, one suspects, by the charismatic young Serbian soloist (the booklet pictures him with black shoulder-length hair in imitation of the famous faked photograph of Paganini).
He presents his credentials with a dazzling account of the Caprice No 5 before Eiji Oue and the RAI players launch into the Op 6 Violin Concerto with all guns blazing. Radulovic´’s commanding technique makes child’s play of Paganini’s myriad technical challenges, matched by a beguiling tone, expressive vocal phrasing and perfect intonation (few have made the harmonics in the G major section of the finale sing quite as sweetly). He plays his own adaptation of Nathan Milstein’s cadenza in the first movement and is not above introducing a few slight textual amendments to the third. Les Trilles du Diable, Radulovic´’s string quintet colleagues, provide no less stylish support in the Cantabile and, joined by pianist Laure Favre-Kahn, in Aleksandar Sedlar’s resourceful, utterly convincing arrangement of the Moses-Fantasy (for the G string alone). Radulovic´ despatches this with tremendous panache and ends as he began with a solo Caprice, No 24 in A minor, the best-known of the set.
This is an exceptional disc by any standards and hard to better as an introduction to Paganini’s genius. In fact, it has everything going for it except the booklet’s two pages of quasi-English devoted to the soloist’s biography. Apart from being a quite exceptionally boring list of venues, artists and orchestras, it should have been proofread by an editor better acquainted with the language.