april 2014
Schubert: Winterreise, D. 911
Gerald Finley & Julius Drake
Gerald Finley’s vermogen om zich volledig in de complexiteit van een personage te verplaatsen is hier net zo waar als in de opera: een intense en uiteindelijk ontroerende Winterreise.

De aangrijpende, ijzige somberheid van ‘Gute Nacht’ suggereert meteen dat dit een Winterreise van visie en zoekende intensiteit gaat worden. En dat blijkt ook, met de reis beschreven in duistere, dramatische termen, die tegelijkertijd subtiel de verschuivende emotionele aspecten van de liederen benadrukken. Finleys rijke en prachtig gemoduleerde baritonstem is er ook een die woorden koestert en de muzikale beelden kan vastleggen waarmee Schubert ze kleedt, niet meer dan in de ijzige wanhoop van ‘Gefror’ne Tränen’ (versterkt door Julius Drakes kale begeleiding) en in zijn gesluierde, verstilde en vervolgens gekwelde interpretatie van ‘Auf dem Flusse’, waarbij Drake opnieuw een onderstroom van verlatenheid creëert.
Finley kan zijn lyrische krachten uitoefenen in liederen als ‘Der Lindenbaum’, ‘Die Krähe’, ‘Letzte Hoffnung’ of ‘Täuschung’, maar het is niet alleen een lyrisch talent: belangrijker nog, het is het spectrum van tonale kleuring, intonatie en instinctieve frasering die deze uitvoering van Winterreise zo’n absorberend gevoel van innerlijke verbondenheid met de ziel verlenen. Niets is overdreven; maar op intieme schaal vinden Finley en Drake de kern van de dramatische psychologische substantie van deze liederen. Naarmate de cyclus vordert, wordt het gevoel van desillusie en pijnlijke wanhoop des te verontrustender, Finley en Drake vinden een stille hopeloosheid in ‘Das Wirtshaus’, de reiziger ‘moe tot het punt van instorten’. Met elk nummer op een scherpzinnige manier beschreven, is dit ook een Winterreise waarin het lange termijnverhaal op welsprekende en aangrijpende wijze wordt voortgezet.

The affecting, chilling bleakness of ‘Gute Nacht’ immediately suggests that this is going to be a Winterreise of vision and searching intensity. And so it proves, with the journey described in dark, dramatic terms, which at the same time subtly point up the shifting emotional aspects of the songs. Finley’s rich and beautifully modulated baritone voice is also one that nurtures words and can encapsulate the musical images with which Schubert clothes them, no more so than in the icy despair of ‘Gefror’ne Tränen’ (enhanced by Julius Drake’s stark accompaniment) and in his veiled, hushed and then anguished interpretation of ‘Auf dem Flusse’, again with Drake establishing an undercurrent of desolation.
Finley can exercise his lyrical powers in such songs as ‘Der Lindenbaum’, ‘Die Krähe’, ‘Letzte Hoffnung’ or ‘Täuschung’ but it is not a lyrical talent alone: more to the point, it is the spectrum of tonal colouring, inflection and instinctive phrasing which lend this performance of Winterreise such an absorbing sense of inner communion with the soul. Nothing is exaggerated; but on an intimate scale Finley and Drake find the nub of the dramatic psychological substance of these songs. As the cycle progresses, the sense of disillusion and aching despondency becomes all the more unsettling, Finley and Drake finding a still hopelessness in ‘Das Wirtshaus’, the traveller ‘weary to the point of collapse’. With each song shrewdly characterised, this is also a Winterreise in which the long-term narrative is eloquently, poignantly sustained.