april 2014
Jacobean Lute Music
Jakob Lindberg
De intieme kleuren van de luit worden prachtig vastgelegd in dit recital van Engelse en Schotse werken uit het begin van de 17e eeuw – een ‘geweldige release’, zegt William Yeoman.

Toen ik deze geweldige release voor het eerst hoorde, zei ik tegen een vriend dat het net zo goed 'Jakobean Lute Music' had kunnen heten. Want naast dat het een uitstekend overzicht is van de Engelse en Schotse luitmuziek uit het begin van de 17e eeuw, toont het ook de in Londen wonende Zweedse luitspeler Jakob Lindberg in een ongewoon goede vorm.
Elizabeth I en Henry VIII waren beiden beroemde exponenten van de luit, en tegen de tijd dat James I in 1603 de troon besteeg, was dat meest zachtaardige en nobele hofinstrument al lang aanwezig in de harten en huizen van iedereen van kwaliteit. De luitmuziek uit deze periode vertegenwoordigt dus een van de beste die ooit voor het instrument is geschreven. De vormen zijn misschien relatief eenvoudig - dansen zoals de courante en galliard en variaties op populaire melodieën - maar componisten zoals Daniel Bacheler, Robert Johnson en de grote John Dowland hanteerden ze met genialiteit. Daarnaast waren er ook de gedurfd complexe fantasieën die konden wedijveren met die geschreven voor virginalen of viola da gamba's.
Onder Lindbergs vingers en op zijn geliefde Sixtus Rauwolf luit (c1590), zijn zelfs de relatief eenvoudige anonieme Schotse stukken die hier zijn opgenomen doordrenkt met dezelfde aangrijpende lyriek die hij uitstort over de werken van de hierboven genoemde componisten en anderen. Zijn uitvoering van Johnsons late (en lange) F mineur Pavan is vooral goed, waarbij hij een deugd maakt van het smalle dynamische bereik van de luit en het relatief snelle verval van elke noot om prachtige stroompjes van gevoel uit elke frase te creëren.

Upon hearing this terrific release for the first time, I remarked to a friend that it could easily have been titled ‘Jakobean Lute Music’. Because, apart from its being an excellent survey of early-17th-century English and Scottish lute music, it also finds London-based Swedish lutenist Jakob Lindberg in uncommonly fine form.
Elizabeth I and Henry VIII were both famous exponents of the lute, and by the time of James I’s accession to the throne in 1603, that most gentle and noble of courtly instruments had long been resident in the hearts and homes of every person of quality. Thus the lute music from this period represents some of the best ever written for the instrument. The forms may be relatively simple – dances such as the courante and galliard and variations on popular tunes – but composers such as Daniel Bacheler, Robert Johnson and the great John Dowland wielded them with genius. In addition, there were also the daringly complex fantasias to rival those written for virginals or viols.
Under Lindberg’s fingers, and on his beloved Sixtus Rauwolf lute (c1590), even the relatively straightforward anonymous Scottish pieces included here are imbued with the same affecting lyricism he lavishes on the works of those composers mentioned above and others. His performance of Johnson’s late (and lengthy) F minor Pavan is especially good, making a virtue of the lute’s narrow dynamic range and relatively rapid decay of each note to create exquisite rivulets of feeling from every phrase.