maart 2014
Telemann: Ouvertures à 8
Ensemble Zefiro o.l.v. Alfredo Bernardini
De veelgeprezen magere spierkracht van de uitvoeringen van Ensemble Zefiro komt vooral ten goede aan de blaasinstrumenten en zorgt voor een frisse, evenwichtige klank die onze ervaring van deze werken verandert.

Ensemble Zefiro, dat nog maar net zo recent als in de novemberuitgave op deze pagina's lovend werd besproken, lijkt op het toppunt van hun kunnen te staan, want hun uitvoeringen in deze selectie van drie van Telemanns virtuoze Ouvertures zijn nauwelijks minder oogverblindend dan hun Vivaldi fagotconcerten. Toen Trevor Pinnock en de English Concert in 1992 een iets ander trio opnamen (Archiv, 6/93 – alleen de Bes majeur is in beide gevallen gemeenschappelijk), vertrouwden ze op een groter ripieno-ensemble dat het gemakkelijk kon opnemen tegen de hobo's en fagot. De tijden zijn veranderd en smaken zijn geëvolueerd. De veelgeroemde magere spierkracht van de uitvoeringen van Ensemble Zefiro bevoordeelt de blaasinstrumenten en produceert, in combinatie met strijkers met één per partij, een frisse, uitgebalanceerde sonoriteit die onze ervaring van deze werken verandert.
Telemann verdient natuurlijk lof voor het bedenken van eindeloos slimme manieren om ze tegen elkaar af te zetten. De D majeur Ouverture wordt afgetopt en afgetopt met kleine Brandenburgse trompetachtige tussenwerpsels van de hobo's, en tussendoor is er een wonderbaarlijk hectische Harlequinade, behendig onderbroken door hilarisch bombastische tuttis. In de D mineur Ouverture produceert Alberto Grazzi verrukkelijke pedaaltonen op zijn fagot die belangrijker zijn dan ze in het verleden misschien waren. Elders worden blazers en strijkers gecontrasteerd in flarden van dialoog, antifonie en echo, en versterkt door het dramatische gebruik van stilte (luister bijvoorbeeld naar de Gavotte, Air en Canaries). De Bes majeur bevat eveneens memorabele momenten, zoals de elegant gefraseerde Rondeau, de helder gesyncopeerde Hornepipe, de concerto-achtige Plainte en de Vivaldiaanse Combattans, compleet met tremolo strijkers. Speciale lof is verschuldigd aan de geweldige, onvermoeibare continuospelers. Spannend!

Having been warmly reviewed in these pages as recently as the November issue, Ensemble Zefiro would seem at the top of their game, because their performances in this selection of three of Telemann’s virtuoso Ouvertures is hardly less dazzling than their Vivaldi bassoon concertos. When in 1992 Trevor Pinnock and the English Concert recorded a slightly different threesome (Archiv, 6/93 – only the B flat major is common to both), they relied on a larger ripieno ensemble that could easily hold its own against the oboes and bassoon. Times have changed and tastes evolved. The much-vaunted lean muscularity of the Ensemble Zefiro performances favours the wind instruments and, when joined with one-to-a-part strings, produces a freshly balanced sonority that alters our experience of these works.
Of course, Telemann deserves credit for devising endlessly clever ways of setting them against one another. The D major Ouverture is topped and tailed with little Brandenburgian trumpet-like interjections by the oboes, and in between there is a wonderfully hectic Harlequinade, deftly punctuated with hilariously bombastic tuttis. In the D minor Ouverture, Alberto Grazzi produces ravishing pedal tones on his bassoon that assume more importance than they might have done in the past. Elsewhere winds and strings are contrasted in snatches of dialogue, antiphony and echo, and enhanced by the dramatic use of silence (listen, for example, to the Gavotte, Air and Canaries). The B flat major contains equally memorable moments, such as the elegantly phrased Rondeau, the crisply syncopated Hornepipe, the concerto-ish Plainte and the Vivaldian Combattans, complete with tremolo strings. Special praise is due to the superb, unstinting continuo players. Thrilling!