januari 2014


Stravinsky, Prokofiev: Concertos

Patricia Kopatchinskaja & LPO o.l.v. Vladimir Jurowski

Kopatchinskaja maakt gebruik van een opmerkelijk scala aan strijkstreken en tonale kleurstellingen, waardoor elke aflevering een eigen, levendige identiteit krijgt.

In het laatste deel van Prokofjevs Tweede Vioolconcert neemt Patricia Kopatchinskaja de ben marcato van de componist serieus, door zware accentuering te gebruiken om het effect van een scherpe danse macabre te creëren. Zelfs de contrasterende legato-melodie wordt gepresenteerd met een sinister, flautando-geluid. Janine Jansens uitvoering (ook met Jurowski en het LPO) is minder extreem, met veel variatie, maar blijft dichter bij 'normale' toonproductie en strijken. In de eerste twee delen is er een soortgelijk contrast, Kopatchinskaja, met scherpere karakterisering, presenteert een individualistischer beeld dan Jansen. Ze speelt bijvoorbeeld de openingsmaten van de solo vrij, waardoor ze het aspect van een motto krijgen; en in het Andante, dat extreem stil begint, verdrijft ze slechts geleidelijk het effect dat door de 'uurwerk'-begeleiding wordt gecreëerd. Je voelt dat ze er met elke frase in is geslaagd het concert tot haar eigen te maken.

Het is een soortgelijk verhaal met de Stravinsky. In het op een spektakel lijkende eerste deel en de energieke reis van de finale maakt Kopatchinskaja gebruik van een opmerkelijk scala aan strijkstreken en tonale kleuringen om elke episode een eigen levendige identiteit te geven, terwijl de twee centrale delen haar in staat stellen om sierlijk te spelen en, in 'Aria II', een sterke indruk van improvisatie te geven. In beide concerten lijken dirigent en orkest Kopatchinskaja's visie op de muziek met enthousiasme te ondersteunen, met veel onderscheidende solobijdragen.

Geen van beide concerten bevat een cadens, maar Kopatchinskaja geeft ons er een voor de Stravinsky, als een apart nummer - een briljant antwoord op de ambiance en sfeer van het werk, waarin de leider van het LPO, Pieter Schoeman, meedoet. Niet te missen.

In the last movement of Prokofiev’s Second Violin Concerto, Patricia Kopatchinskaja takes the composer’s ben marcato seriously, using heavy accentuation to produce the effect of a pungent danse macabre. Even the contrasting legato melody is presented with a sinister, flautando sound. Janine Jansen’s performance (also with Jurowski and the LPO) is less extreme, with plenty of variety, but stays closer to ‘normal’ tone production and bowing. In the first two movements there’s a similar contrast, Kopatchinskaja, with sharper characterisation, presenting a more individualistic view than Jansen. For example, she plays the opening solo bars freely, giving them the aspect of a motto; and in the Andante, entering extremely quietly, only gradually dispels the effect created by its ‘clockwork’ accompaniment. One feels that with every phrase she has succeeded in making the concerto her own.

It’s a similar story with the Stravinsky. In the pageant-like first movement and the energetic journey of the finale, Kopatchinskaja makes use of a remarkable range of bow strokes and tonal colourings to give each episode its own vivid identity, while the two central movements allow her to play gracefully and, in ‘Aria II’, to give a strong impression of improvisation. Throughout both concertos, conductor and orchestra appear to support with enthusiasm Kopatchinskaja’s vision of the music, with many distinguished solo contributions.

Neither concerto includes a cadenza but Kopatchinskaja gives us one for the Stravinsky, as a separate track – a brilliant response to the work’s ambience and atmosphere, in which the LPO’s leader, Pieter Schoeman, joins in. Not to be missed.