januari 2025
Schubert: String Quartet No. 14
Kuss Quartet
Een levendige uitvoering van De dood en het meisje door het uitstekende Kuss Quartet, geplaatst in de fascinerende context van twee nieuwe opdrachten als reactie op Schuberts kamermuzikale meesterwerk.

Schuberts Death and the Maiden strijkkwartet, voorafgegaan door twee nieuwe opdrachten die als reactie daarop zijn geschreven, waarvan er één met blokfluitsupremo Maurice Steger. Het is een intrigerende draai aan een klassiek repertoire, en wat nog belangrijker is, de lezingen zelf dragen hier bij aan iets echt meeslepends.
Eerst is er het eendelige Sei gutes Muts (‘Wees vrolijk’, 2021) voor strijkkwartet en blokfluit van de Duits-Nederlandse componiste Iris ter Schiphorst, getiteld naar de ogenschijnlijk vriendelijke aansporing van de Dood in Schuberts originele liedzetting, waarin hij probeert de weerspannige maagd te sussen. Het werk van 11,5 minuten klinkt allesbehalve geruststellend en begint met diezelfde woorden, gefluisterd in staccato sotto voce, gevolgd door een laag, krakend, droog resonerend col legno-akkoord, en daarna nog meer toonhoogte- en toonloze geluiden: een lage blokfluittoon die van matte zielloosheid naar meer luchtgevulde dan fladderende tong beweegt; dissonante vioolslippen en -scharrelingen die klinken als een gevangen, bezeten bromvlieg; verder ritmisch gefluisterde tekstfragmenten; overblazen en overbuigen; een verwarrende, gecorrumpeerde Schubert-, polytonale tutti-uitspraak; gespannen crescendo- en diminuendo-lagen van strijkerstexturen. Het stuk sterft uiteindelijk weg op een doffe, sirene-achtige tooncluster als een vriendelijk zakelijke enkele stem de aansporing van de Dood herhaalt, die nog minder bemoedigend klinkt omdat er niet langer over wordt gefluisterd.
De Seven Pieces voor strijkkwartet (2022-23) van de Duits-Franse componist Mark Andre volgt hetzelfde idee van muziek vanuit een angstaanjagend 'daarbuiten', maar door in plaats daarvan naar de marges van het niet-bestaan te reizen: een griezelige leegte waarin uitgebreide-techniek-geluidskwaliteiten rondbewegen als verloren geesten. Voor de Kuss betekent dit een andere studie in het laten klinken van geluidseffecten die echt als muziek klinken, en pointillistische texturen hangen samen met spanning en architectonisch doel, wat allemaal met aplomb wordt bereikt.
Wanneer het Schubert Allegro uiteindelijk explodeert, doet het dat somber, scherp metaalachtig van toon in zijn fortes, en met een ensemble-superlijm en metrische soepelheid die zowel zijn expressieve kracht voeden als de muziek soms lijkt te transformeren in een kwaadaardige jager zelf, waarbij de vier spelers zich plotseling strak als één geheel oprollen, om vervolgens het volgende moment weer snel naar voren te springen. Het Andante con moto is ontegenzeggelijk het emotionele epicentrum van de lezing (luister naar de zijdezacht geknipte, zoetgevooisde, snel fladderende wanhoop van eerste violiste Jana Kuss in de eerste variatie). Het Presto heeft een fantastische geur van ‘Erlkönig’. Je luistert altijd in de context van de Schiphorst en Andre.
Het komt niet vaak voor dat je een kamerplaat krijgt waarop aangrijpende, cumulatieve verhalen en het naar voren brengen van het repertoire zo volledig worden bevoordeeld boven playlisthits. Zo programmeer je Schubert, en draai me om, het is krachtig

Schubert’s Death and the Maiden String Quartet, preceded by two new commissions written in response to it, one featuring recorder supremo Maurice Steger. It’s an intriguing spin on a repertoire classic, and what’s more, the readings themselves here add up to something genuinely compelling.
First up is German-Dutch composer Iris ter Schiphorst’s single-movement Sei gutes Muts (‘Be of good cheer’, 2021) for string quartet and recorder, titled after Death’s apparently kindly exhortation in Schubert’s original lied setting as he attempts to soothe the resisting maiden. Sounding anything but comforting, the work’s 11 and a half minutes open on those very words, group-whispered in staccato sotto voce, before a low-crashing, drily resonating col legno chord, then further pitched and unpitched noises: a low recorder tone moving from matte soullessness to more air-filled then flutter-tongued; discordant violin skids and scurryings sounding like a trapped, possessed bluebottle; further rhythmically whispered text fragments; overblowing and overbowing; a discombobulating, corrupted-Schubert, polytonal tutti statement; tensely crescendoing and diminuendoing layers of string textures. The piece eventually fades out on a dull-toned, siren-like tone cluster as an amiably businesslike single voice repeats Death’s exhortation, sounding even less encouraging for being no longer whispered.
German-French composer Mark Andre’s Seven Pieces for string quartet (2022 23) follows the same idea of music from a frightening ‘beyond’, but by travelling instead into the margins of non-existence: an eerie void in which extended-technique sound qualities move about like lost spirits. For the Kuss, this means another study in making sound effects sound truly like music, and pointillistic textures hang together with tension and architectural purpose, all of which is achieved with aplomb.
When the Schubert Allegro eventually explodes in, it does so bleakly, sharply metallic-toned in its fortes, and with an ensemble superglue and metrical suppleness that both feeds its expressive power and at times has the music appearing to actually transmogrify into a malevolent hunter itself, the four players suddenly tightly coiling as one, then swiftly springing forwards again the next instant. The Andante con moto is indisputably the reading’s emotional epicentre (listen to first violinist Jana Kuss’s silkily clipped, sweet-toned, rapidly fluttering desperation in the first variation). The Presto comes with a fabulous whiff of ‘Erlkönig’ about it. Always, you’re listening in the context of the Schiphorst and Andre.
It’s not often that you get a chamber disc over which gripping, cumulative storytelling and bringing the repertoire forwards are favoured so entirely over playlist hits. This is how to programme Schubert, and flip me, it’s powerful