november 2015
Mozart: Il rè pastore, K. 208
The Orchestra of Classical Opera o.l.v. Ian Page
Een fantastische groep solisten leidt een verrukkelijke uitvoering van Mozarts vroege opera, onder de inspirerende leiding van Ian Page.

Metastasio's serenata Il re pastore werd bedacht voor het huiselijke vermaak van de Habsburgers in Schönbrunn in 1751. Het was al minstens 14 keer op muziek gezet toen een verkorte en aangepaste versie werd gezet door de 19-jarige Mozart in opdracht van de prins-aartsbisschop van Salzburg; de semi-geënsceneerde productie op 23 april 1775 maakte deel uit van het vermaak dat werd geboden tijdens een bezoek van aartshertog Maximiliaan (de jongste broer van Jozef II). Er zijn een aantal boeiende opnamen geweest - Marriner (Philips), Harnoncourt (Teldec) en Wentz (Brilliant) - maar het is moeilijk om je voor te stellen dat je nog een uitvoering zo gezellig en levensbevestigend zult horen als deze. Het Orchestra of Classical Opera speelt buitengewoon goed: elke draad van het muzikale weefsel in de beknopte 'Overtura' wordt vrolijk afgebakend (vooral de schaduwrijke hoorns). Ian Page's onopvallende tempo van het pastorale minidrama en de wijze weging van orkestraal begeleide recitatieven trekken de luisteraar zachtjes mee, en elk van Mozarts perfect geëtste ritornellen is gearticuleerd met onberispelijke balans en vorm. De continuogroep van Steven Devine (klavecimbel), Joseph Crouch (cello) en Cecelia Bruggemeyer (contrabas) zorgt ervoor dat recitatieven natuurlijk vloeien.
De herder Aminta wordt schitterend tot leven gebracht door Sarah Fox: de prachtige cadens aan het einde van 'Aer tranquillo e di sereni' brengt de nederige waardigheid over van de herder die nog niet weet dat hij de rechtmatige koning van Sidon is, en Fox' prachtige zang in de rondò 'L'amerò, sarò costante' wordt geëvenaard door Matthew Truscotts tedere viool obbligato en de orkestratie van gedempte strijkers en paren fluiten, cors anglais, hoorns en fagotten. Ailish Tynans herderin Elisa schittert zoet, met een onberispelijke techniek en een innemende karakterisering; het duet tussen Tynan en Fox aan het einde van Act 1 is het hoogtepunt van de gelukzalige duizeligheid van hun personages (‘Vanne a regnar, ben mio’). Anna Devin heeft een tikje meer staal in haar karakterisering van de vermomde prinses Tamiri, wat betekent dat alle drie de sopraanpartijen met evenveel verdienste worden gezongen, maar duidelijk worden gedifferentieerd. John Mark Ainsleys Alexander de Grote lanceert bloemrijke regels meesterlijk; de beschrijving van de grootmoedige veroveraar dat stormen en regenval plaats hebben gemaakt voor verlicht geluk (‘Si spande al sole in faccia’) inspireert de tenor om zijn meest frisse zang op plaat in jaren te laten horen. Benjamin Huletts optreden als Alessandro's belegerde bondgenoot Agenore steelt de show in de gekwelde c-kleine monoloog 'Sol può dir come si trova' - een opwindende uitbarsting van Sturm und Drang-intensiteit die waarschijnlijk Mozarts beste creatie is voor een tenorstem vóór Idomeneo.

Metastasio’s serenata Il re pastore was devised for the domestic amusement of the Habsburgs at Schönbrunn in 1751. It had already been set to music at least 14 times when an abridged and adapted version was set by the 19-year-old Mozart on the orders of the Prince-Archbishop of Salzburg; its semi-staged production on April 23, 1775, was part of the entertainment provided during a visit by Archduke Maximilian (Joseph II’s youngest brother). There have been some engaging recordings – Marriner (Philips), Harnoncourt (Teldec) and Wentz (Brilliant) – but it is hard to imagine hearing another performance as convivial and life-affirming as this. The Orchestra of Classical Opera play supremely well: each strand of the musical fabric in the concise ‘Overtura’ is delineated joyously (especially the shaded horns). Ian Page’s unobtrusive pacing of the pastoral mini-drama and sage weighting of orchestrally accompanied recitatives pull the listener along gently, and each of Mozart’s perfectly etched ritornellos is articulated with impeccable balance and shape. The continuo group of Steven Devine (harpsichord), Joseph Crouch (cello) and Cecelia Bruggemeyer (double bass) ensures that recitatives flow naturally.
The shepherd Aminta is brought to life scintillatingly by Sarah Fox: the superb cadenza at the close of ‘Aer tranquillo e di sereni’ conveys the humble dignity of the shepherd who does not yet know he is the rightful king of Sidon, and Fox’s gorgeous singing in the rondò ‘L’amerò, sarò costante’ is matched by Matthew Truscott’s tender violin obbligato and the orchestration of muted strings and pairs of flutes, cors anglais, horns and bassoons. Ailish Tynan’s shepherdess Elisa sparkles sweetly, offering flawless technique and an endearing characterisation; the duet between Tynan and Fox at the end of Act 1 is the apogee of their characters’ blissful giddiness (‘Vanne a regnar, ben mio’). Anna Devin has a touch more steel in her characterisation of the disguised princess Tamiri, which means that all three soprano parts are sung with equal accomplishment but differentiated clearly. John Mark Ainsley’s Alexander the Great dispatches florid lines masterfully; the magnanimous conqueror’s description that storms and rainfall have given way to enlightened happiness (‘Si spande al sole in faccia’) inspires the tenor to peal out his freshest singing on record for years. Benjamin Hulett’s performance as Alessandro’s beleaguered ally Agenore steals the show in the anguished C minor soliloquy ‘Sol può dir come si trova’ – a thrilling outburst of Sturm und Drang intensity that is probably Mozart’s finest creation for a tenor voice before Idomeneo.