september 2015
Grieg & Evju: Works for Piano
Carl Petersson & Symfonický orchestr Českého rozhlasu o.l.v. Kerry Stratton
Het tweedee van twee Grieg-concerten op deze pagina, elk met een opwindende koppeling – in dit geval het Pianoconcert van Evju

Review in combinatie met 'Grieg & Saint-Saëns: Piano Concertos - Vadym Kholodenko & Norwegian Radio Orch o.l.v. Miguel Harth-Bedoya'
Griegs Pianoconcert in a mineur was het eerste concert dat ooit werd opgenomen (Wilhelm Backhaus, zwaar ingekort). Dat was in 1909. Sindsdien zijn er, naar een voorzichtige schatting, meer dan 120 verdere opnamen gemaakt. Maar ondanks deze constante gemiddelde stroom van één nieuwe versie per jaar sinds Backhaus's, zijn er halverwege 2015, voor zover ik weet, al vijf nieuwe geweest. Hoe claim je betekenisvol te zijn als de concurrentie bestaat uit De Greef, Friedman, Lipatti, Kovacevich en Andsnes?
Carl Petersson claimt dat door het werk aan te bieden in de editie van Percy Grainger (1919). De hoorbare wijzigingen in de partituur zijn absoluut minimaal. Wat hoorbaar is – en wat deze lezing lijkt te hebben beïnvloed – is Graingers observatie in zijn voorwoord dat Griegs eigen tempi ‘sneller waren dan die welke gewoonlijk worden gehoord in uitvoeringen van [zijn] werken door andere artiesten’ en zijn ‘uitvoeringen kenden geen spoor van sentimentaliteit of sentimentaliteit’. Petersson en zijn dirigent nemen Grainger op zijn woord en beroven het concert daarmee van al zijn charme.
In 1882 83 werkte Grieg aan een tweede pianoconcert in b mineur, maar het werd nooit voltooid. De 2'34" van deze schetsen gaan vooraf aan een pianoconcert in b-mineur van vijf delen in één van Helge Evju (geb 1942) op basis van fragmenten van Grieg. Ik heb erg genoten van dit 'stuk grilligheid' (Evju) met zijn weelderige romantiek, neo-Lisztiaanse versieringen en echo's van Rachmaninov. Dit, in plaats van het Grieg-concert, maakt de cd aantrekkelijk, samen met Evju's twee door Earl Wild geïnspireerde Grieg-liedtranscripties, met overweldigende virtuositeit gespeeld door Petersson.
Voor een werkelijk uitstekende opname van de Grieg, wendt u zich tot Vadym Kholodenko, Miguel Harth-Bedoya en het Noorse Radio Orkest, met zijn opvallend welsprekende hoorn-, cello- en fluitsolisten die hun aanwezigheid laten voelen naast een pianist die de grote melodieën laat ademen, precies weet hoe hij elk deel moet vormgeven en toch de urgentie van een live-optreden in de procedure injecteert. Het langzame deel is net zo ontroerend als alle die ik heb gehoord, inclusief de onderschatte versie van Cziffra père et fils.
Dit is goed, maar het bijbehorende stuk, Saint-Saëns’ Tweede Concerto, is nog beter, misschien wel de meest consistent nauwkeurig waargenomen lezing op cd. De opening en sluiting van het eerste deel zijn humoristisch zwaarwichtig – is dat niet het punt? – terwijl het Scherzo wordt gebracht met een ondeugende leggiero-onverschilligheid. Het Presto, net als alle drie de delen iets langzamer dan die van Hough, Grosvenor en Shelley, bouwt op naar een opwindend hoogtepunt waarin de solist, voor eens, niet wordt weggevaagd door het orkest. Shelley voegde het Schumann Concerto toe aan zijn Grieg en Saint-Saëns Tweede (Chandos, 5/09), maar verder is deze Harmonia Mundi-koppeling moeilijk te verslaan.

Grieg’s Piano Concerto in A minor was the first concerto ever to be recorded (Wilhelm Backhaus, heavily abridged). That was in 1909. Since then there have been, at a conservative estimate, over 120 further recordings. Yet despite this constant average flow of one new version every year since Backhaus’s, halfway through 2015 there have already been, to my certain knowledge, five new ones. How do you stake a claim to significance when the competition includes de Greef, Friedman, Lipatti, Kovacevich and Andsnes?
Carl Petersson makes a claim by offering the work in Percy Grainger’s edition (1919). The audible alterations made to the score are absolutely minimal. What is audible – and what seems to have informed this reading – is Grainger’s observation in his Foreword that Grieg’s own tempi ‘were faster than those usually heard in performances of [his] works by other artists’ and his ‘renderings knew no trace of sentimentality or mawkishness’. Petersson and his conductor take Grainger at his word and thereby rob the concerto of all its charm.
In 1882 83 Grieg worked on a second piano concerto in B minor but it was never completed. The 2'34" of these sketches precede a five-movements-in-one Piano Concerto in B minor by Helge Evju (b1942) based on fragments by Grieg. I rather enjoyed this ‘piece of whimsy’ (Evju) with its lush romanticism, neo-Lisztian flourishes and echoes of Rachmaninov. This, rather than the Grieg Concerto, makes the disc appealing, along with Evju’s two Earl Wild-inspired Grieg song transcriptions, played with commanding virtuosity by Petersson.
For a truly outstanding recording of the Grieg, turn to Vadym Kholodenko, Miguel Harth-Bedoya and the Norwegian Radio Orchestra, with its notably eloquent horn, cello and flute soloists making their presence felt alongside a pianist who allows the big tunes to breathe, knows exactly how to shape each movement and yet injects the urgency of a live performance into proceedings. The slow movement is as moving as any I’ve heard, including the underrated version by Cziffra père et fils.
This is good but the companion piece, Saint-Saëns’s Second Concerto, is even better, perhaps the most consistently accurately observed reading on disc. The opening and closing of the first movement are humorously ponderous – isn’t that the point? – while the Scherzo is delivered with a mischievous leggiero insouciance. The Presto, like all three movements slightly slower than those of Hough, Grosvenor and Shelley, builds to a thrilling climax in which the soloist, for once, is not obliterated by the orchestra. Shelley added the Schumann Concerto to his Grieg and Saint-Saëns Second (Chandos, 5/09), but otherwise this Harmonia Mundi coupling is hard to beat.