februari 2015
The Salzburg Recital (Live)
Grigory Sokolov
Een afkeer van de studio maakt opnames van Sokolov zeldzaam – een extra reden om dit liverecital uit 2008 te verwelkomen, een bewijs als dat nog nodig was waarom de pianist het icoon van deze maand is.

Goed nieuws voor pianoliefhebbers overal ter wereld: Grigory Sokolov heeft, zoals DG het noemde, nu een exclusief contract getekend. Dit betekent natuurlijk niet dat hij de studio in gaat of zoiets alledaags als dat. Nee, hij heeft ze toegestaan een live recital van het Salzburg Festival van 2008 uit te brengen. Maar laten we dat niet afkraken: het is moeilijk voor te stellen hoeveel onderhandelingen dat gekost moet hebben. Vergelijkingen zijn irrelevant (behalve misschien met zichzelf): we hebben het hier over Sokolov. Maar in deze cultus van beroemdheden heeft zijn afkeer van het idee hem er juist een gemaakt – een beetje zoals Glenn Gould in een eerder tijdperk.
Natuurlijk zou dit allemaal niet ter zake doen als hij niet de waar produceerde. Het is een te vaak gebruikt woord, maar hij is onnavolgbaar. Zijn Chopin-preludes hebben bijvoorbeeld geen tijd voor het idee van een vrij romantische melodielijn die in toom wordt gehouden door een klassieke begeleiding. Sokolovs lezing als geheel is opmerkelijk consistent met die van zijn liverecital uit 1990, uitgebracht op Opus 111. In beide gevallen begint hij rustig, alsof de muziek zichzelf zachtjes tot leven wekt. Maar terwijl de resultaten in minder fantasierijke handen gekunsteld of overdreven langdradig zouden kunnen lijken, is het hier betoverend. In de Zesde Prelude bijvoorbeeld, heeft het omhoog krullende arpeggio een zeldzame ontroering, terwijl de Tiende glinstert maar ook een onverwachte aarzeling heeft. In nr. 13 wordt de glorieuze melodie van het middendeel gegeven met een vrijheid die gewoonweg niet zou werken bij een mindere muzikant; terwijl Sokolov in de beruchte 'Raindrop' het constante druppelen vervangt door een verschuivende puls die een echte urgentie heeft, zij het een onconventionele. Nr. 19 is een bijzonder hoogtepunt, de delicatesse ervan is ronduit hartverscheurend. Hij eindigt zoals hij begon, met een tempo voor nr. 24 dat gravitas (niet te verwarren met zwaarte) heeft, het effect granietachtig, magistraal.
De Mozart is ook te koesteren, hoewel je hem natuurlijk op zijn eigen voorwaarden moet nemen. Wat hij doet met het langzame deel van K280, bijvoorbeeld, geeft het een soort operabereik en breedte, hoewel het nooit vervalt in theatraliteit. En in de finale brengt hij de stotterende kwaliteit van het hoofdthema op voortreffelijke wijze naar voren, waardoor de muziek niet alleen een kwikzilverachtige kwaliteit krijgt, maar ook een dramatische. Zijn vreugde in de taaie harmonieën van het openingsdeel van K332 is voelbaar, zijn frasering iriserend in zijn bereik.
Het publiek in Salzburg (dat over het algemeen redelijk stil is, afgezien van het tumultueuze applaus) had het geluk om zes toegiften te krijgen. De Scriabin Poèmes zijn meer dan gewoonlijk duidelijke afstammelingen van Chopin in Sokolovs handen en het filigraan is niet van deze wereld. Rameaus Les Sauvages daarentegen is onverwacht speels en grillig, en we eindigen met een helderziend Bachkoraalpreludium dat des te ontroerender is vanwege zijn schijnbare eenvoud. Zoals Sokolov in het boekje zegt: ‘Ik speel alleen wat ik op dit moment wil spelen.’ Misschien is dat wat deze set zo’n integriteit geeft.

Good news for pianophiles everywhere that Grigory Sokolov has, as DG put it, now signed an exclusive contract. This is of course not taking him into the studio or anything as workaday as that. No, he has allowed them to release a live recital from the 2008 Salzburg Festival. But let’s not knock that: it’s difficult to imagine just how much negotiation that must have taken. Comparisons are irrelevant (except perhaps with himself): this is Sokolov we’re talking about. But in this cult of celebrity, his very aversion to the notion has turned him into one – a bit like Glenn Gould in an earlier era.
Of course, all of this would be beside the point if he didn’t produce the goods. It’s an overused word, but he is inimitable. His Chopin Preludes, for example, have no time for the notion of a freely Romantic melodic line being kept in check by a Classical accompaniment. Sokolov’s reading as a whole is remarkably consistent with that of his live 1990 recital released on Opus 111. In both, he begins unhurriedly, as if the music were gently rousing itself into life. But whereas in less imaginative hands the results could seem mannered or overly drawn out, here it’s mesmerising. In the Sixth Prelude, for instance, the upward curling arpeggio has a rare poignancy, while the Tenth glistens but also has an unexpected hesitancy about it. In No 13, the glorious melody of the middle section is given with a freedom that would simply not work in a lesser musician; while in the infamous ‘Raindrop’, Sokolov replaces the constant dripping with a shifting pulse that has a real urgency, albeit an unconventional one. No 19 is a particular highlight, its delicacy quite heart-stopping. He ends as he began, with a tempo for No 24 that has gravitas (not to be confused with heaviness), the effect granitic, magisterial.
The Mozart is treasurable too, though – of course – you have to take it on its own terms. What he does with the slow movement of K280, for instance, gives it a kind of operatic reach and breadth, though never does it lapse into histrionics. And in the finale he brings out the main theme’s stuttering quality superbly, lending the music not just a mercurial quality but a dramatic one too. His delight in the chewy harmonies of the opening movement of K332 is palpable, his phrasing iridescent in its range.
The Salzburg audience (who are generally reasonably silent except for the tumultuous applause) were lucky enough to get six encores. The Scriabin Poèmes are more than usually clear descendants of Chopin in Sokolov’s hands and the filigree is out of this world. By contrast, Rameau’s Les Sauvages is unexpectedly playful and whimsical, and we end with a clear-sighted Bach chorale prelude that is all the more moving for its apparent simplicity. As Sokolov says in the booklet: ‘I play only what I want to play at the current moment.’ Perhaps that’s what gives this set such integrity.