december 2016
As Dreams
Norwegian Soloists’ Choir, Oslo Sinfonietta o.l.v. Grete Pedersen
Tussen momenten van aangrijpend koorddansen en etherische, fragiele klankwerelden is dit een fascinerend, uitdagend en prachtig opgenomen voorbeeld van waartoe een koor in staat is.

Ik heb een blijvende herinnering aan het bijwonen van een concert van een Noors Soloistenkoor dat een lastige mengelmoes van Messiaen, Brahms en Xenakis doorliep, waarbij de zangers het begin van elk stuk in stilte stemden, waarbij ze alleen hun hersenen en het laatste akkoord van het stuk dat eraan voorafging gebruikten. Dat programma, net als dit, bevatte Xenakis' Nuit. Voor meer bewijs van hoe technisch verbazingwekkend dit ensemble kan zijn, ga naar 3'58" in dat stuk en hoor stemmen opkomen uit een toonloos gekakel in een opwaartse glissando die elegant neerstrijkt op een perfect afgestemde kleine secunde. Is er iets dat dit koor niet kan?
Dat lijkt het niet te zijn. Maar terwijl de moeilijkere stukken hier (zes van de zeven nummers) de meest imposante zang van het koor brengen, laat de liedachtige zuiverheid van Per Nørgårds Drømmesange zien hoe aantrekkelijk en onaangedaan de 'eenvoudige' uitvoering van het ensemble ook kan zijn (voor meer daarvan, luister naar hun verbluffende folksong-cd 'White Night' - 9/11).
Wat hebben we dan, naast de werken die al zijn genoemd? De melkweg van geluiden die Lachenmanns Consolation II is (luister naar wat de zangers aan de randen van het werk doen), twee stukken van goede vintage Saariaho (de quasi-middeleeuwse Überzeugung uit 2001 en Nuits, adieux uit 1991, waarbij de laatste op de een of andere manier verbonden lijkt met de kern van de aarde) en Nørgårds Singe die Gärten, mein Herz, die du nicht kennst (een sample van de Derde symfonie). En mijn persoonlijke hoogtepunt, Alfred Jansons Nocturne, een stuk dat grote vragen stelt met een Sibeliaanse compactheid van structuur en dat erin slaagt een mineurakkoord in grondligging volkomen angstaanjagend te laten klinken.
Er is delicatesse, gevoeligheid, rijkdom en detail in elke uitvoering hier (geen prijzen voor het raden van het thema van de cd) en een uitstekend geluid dat de vele hoeken van elke partituur bereikt. Voeg daar buitengewone verbeelding aan toe in de zang, individueel en collectief. Zulke verbeelding is wat dit prachtige ensemble definieert; de programmering hier vertelt je dat voordat je een noot hebt gehoord.

I have an abiding memory of attending a Norwegian Soloists’ Choir concert that journeyed through a tricky smorgasbord of Messiaen, Brahms and Xenakis, during which the singers tuned the start of each piece silently, using just their brains and the final chord of whatever piece went before. That programme, like this one, included Xenakis’s Nuit. For more proof of just how technically astonishing this ensemble can be, go to 3'58" in that piece and hear voices emerge from a pitchless cackle into an upward glissando that alights elegantly upon a perfectly tuned minor second. Is there anything this choir can’t do?
It would appear not. But while the more difficult pieces here (six out of the seven tracks) bring the most imposing singing from the choir, the song-like purity of Per Nørgård’s Drømmesange shows just how attractive and unaffected the ensemble’s ‘plain’ delivery can be too (for more of that, hear its staggering folk-song disc ‘White Night’ – 9/11).
So what have we, besides those works already mentioned? The galaxy of sounds that is Lachenmann’s Consolation II (listen to what the singers are up to on the work’s fringes), two pieces of good-vintage Saariaho (the quasi-medieval Überzeugung from 2001 and Nuits, adieux from 1991, the latter feeling somehow aligned to the earth’s core) and Nørgård’s Singe die Gärten, mein Herz, die du nicht kennst (a sample of the Third Symphony). And my personal highlight, Alfred Janson’s Nocturne, a piece that asks big questions with Sibelian compactness of structure and that manages to make a root-position minor chord sound utterly terrifying.
There is delicacy, sensitivity, richness and detail in each performance here (no prizes for guessing the disc’s theme) and excellent sound that gets to the many corners of each score. Add to that extraordinary imagination in the singing, individually and collectively. Such imagination is what defines this wonderful ensemble; the programming here tells you that before you’ve heard a note.