december 2016


Nowakowski: Piano Quintet, Op. 17 & Krogulski: Piano Octet, Op. 6

Nelson Goerner

Onze criticus noemt dit ‘de meest plezierige kamermuziek-cd – en de meest interessante ontdekking’ die hij in tijden heeft gehoord. Wat is een betere aanmoediging om zelf te horen?

Józef Nowakowski (1800-1865) en Józef Krogulski (1815-1842). Zelfs in hun geboorteland Polen zijn hun namen nauwelijks bekend. Op basis hiervan zouden ze internationale erkenning moeten krijgen, want beide werken kunnen prima de vergelijking doorstaan ​​met de kamermuziek van de ‘Grote Componisten’ uit die tijd.

Nowakowski’s Es groot Kwintet uit 1833, dat decennialang als verloren werd beschouwd, heeft dezelfde instrumentatie als Hummels Op. 87 Kwintet (in dezelfde toonsoort) en Schuberts Forellen Kwintet. Als u van deze twee meesterwerken houdt, dan weet ik zeker dat u voor dit deel zult vallen. Het eerste van de vier delen (15 minuten met herhaling van de expositie) heeft een tweede onderwerp dat het boekje met enige recht identificeert als ‘een van de mooiste in de hele 19e-eeuwse Poolse kamerliteratuur’. Dan volgt een vurige c mineur Presto (die de functie van een scherzo vervult), een Romance en een sonate-rondo finale. Nowakowski was naar alle berichten een begaafd pianist (Chopin had een grote interesse in zijn muziek) en Nelson Goerner blijft de hele tijd op het qui vive. Als hij de facto de ster van de procedure is, die terecht het tempo en de toon aangeeft, dan evenaren zijn partners hem bij elke stap en in de opwindende finale met voelbare vreugde.

Het is dezelfde jeugdige kameraadschap die de uitvoering van Krogulski's vierdelige Octet doordringt, een andere winnaar die ongetwijfeld zijn weg naar het reguliere repertoire moet vinden. Gecomponeerd in 1834, lijkt het te zijn gemodelleerd naar Hummels Septet in d mineur en werd het geschreven toen de wonderkind componist-pianist slechts 19 jaar oud was (hij stierf, nog jonger dan Chopin, aan tuberculose). Goerner heeft weer zijn handen vol aan een taak, een taak waarin hij zich met uitbundige behendigheid verlustigt, waarbij hij de handschoen neergooit in het sprankelende eerste deel en de à la bohemienne finale, een uitdaging die de anderen (met name de fluit en de eerste viool) met smaak aangaan.

Deze prachtig opgenomen cd is de meest plezierige kamermuziek-cd – en de meest interessante ontdekking – die ik in tijden heb gezien.

Józef Nowakowski (1800 65) and Józef Krogulski (1815 42). Even in their native Poland their names are hardly known. On this evidence they should have international recognition, for both works are well able to stand comparison with the chamber music of the ‘Great Composers’ of the period.

Nowakowski’s E flat major Quintet of 1833, considered lost for decades, has the same instrumentation as Hummel’s Op 87 Quintet (in the same key) and Schubert’s Trout Quintet. If you like these two masterpieces, I guarantee you will fall for this one. The first of its four movements (15 minutes with exposition repeat) has a second subject which the booklet identifies with some justification as ‘one of the most beautiful in the whole of the 19th-century Polish chamber literature’. Then comes a fiery C minor Presto (performing the function of a scherzo), a Romance and a sonata-rondo finale. Nowakowski, by all accounts, was an accomplished pianist (Chopin took a keen interest in his music) and Nelson Goerner is kept on the qui vive throughout. If he is the de facto star of proceedings, rightly setting the pace and tone, his partners match him every step of the way, and in the thrilling note-spinning finale do so with palpable glee.

It is this same youthful camaraderie that permeates the performance of Krogulski’s four-movement Octet, another winner which must surely find its way into the regular repertoire. Composed in 1834, it seems to have been modelled on Hummel’s Septet in D minor and was written when its wunderkind composer-pianist was a mere 19 years old (he died, even younger than Chopin, from tuberculosis). Goerner again has his work cut out, a task in which he revels with exuberant dexterity, throwing down the gauntlet in the scintillating first movement and à la bohemienne finale, a challenge which the others (notably the flute and first violin) meet with relish.

This superbly recorded disc is the most enjoyable chamber music disc – and the most interesting discovery – to come my way for some time.