november 2016
Beethoven & Mozart: Wiener Klassik (The Unusual instrumentation)
Die Freitagsakademie
Er is veel aandacht voor detail en een prachtig gevoel voor karakter en persoonlijkheid in deze uitvoeringen van twee verrukkelijke werken, uitgevoerd op authentieke instrumenten.

Deze uitvoeringen van het Zwitserse ensemble Die Freitagsakademie met periode-instrumenten zijn zo vol karakter en incidenten dat je de korte speelduur van de cd bijna over het hoofd zou kunnen zien. Om te beginnen geven de spelers een sterk gevoel van tonale individualiteit weer in plaats van welluidende homogeniteit.
Ik heb vaak het gevoel dat Mozarts instrumentale muziek het meest aangrijpend is wanneer het een operascène suggereert, en het feit dat je hier elke speler als een afzonderlijke persoonlijkheid kunt identificeren, helpt de dramatische kwaliteiten van de muziek te benadrukken. In het Allegro moderato-gedeelte van het eerste deel van K452 bijvoorbeeld, had de afwisseling tussen klagende lyriek en paraderende bravoure rechtstreeks uit de pagina's van Figaro of Don Giovanni kunnen komen.
Indrukwekkend is ook de manier waarop talloze kleine details een expressieve betekenis krijgen. Luister op 4'05" in het eerste deel van Beethovens kwintet naar hoe fortepianist Edoardo Torbianelli zijn trillers omzet in ondeugende versieringen, en naar de rijke verscheidenheid aan articulatie en dynamische gradatie. Misschien zouden een paar passages in Mozarts sublieme Larghetto vrijer kunnen stromen, maar over het algemeen vallen deze interpretaties op door hun uitzonderlijke flexibiliteit. Let bijvoorbeeld op hoe de sequenties die beginnen op 2'17" in de finale zijn gevormd tot brede golven die het oor zachtjes maar onverbiddelijk meeslepen.
Beide werken hebben het uitstekend gedaan op opnames, te beginnen met het inmiddels klassieke verslag uit het midden van de jaren 50 door Walter Gieseking en leden van het Philharmonia Orchestra (EMI). Deze nieuwe versie van Die Freitagsakademie biedt muzikale rijkdommen die kunnen wedijveren met de allerbeste, en zou zelfs die luisteraars moeten bekoren die normaal gesproken wegschrikken van instrumenten uit die tijd.

These performances by the Swiss period-instrument ensemble Die Freitagsakademie are so full of character and incident that one can almost overlook the disc’s short playing time. To start with, the players convey a strong sense of tonal individuality rather than mellifluous homogeneity.
I often feel that Mozart’s instrumental music is at its most affecting when it suggests an operatic scene, and the fact that here one can identify each player as a distinct personality helps to underscore the music’s dramatic qualities. In the Allegro moderato section of the first movement of K452, for instance, the alternation between plaintive lyricism and strutting bravado could have been taken directly from the pages of Figaro or Don Giovanni.
Impressive, too, is the way that myriad small details are given expressive import. Listen at 4'05" in the first movement of Beethoven’s quintet to how fortepianist Edoardo Torbianelli makes his trills into mischievous flourishes, as well as to the rich variety of articulation and dynamic gradation throughout. Perhaps a few passages in Mozart’s sublime Larghetto could flow more freely, but in general these interpretations are notable for their exceptional flexibility. Note, for example, how the sequences starting at 2'17" in the finale are moulded into broad waves that draw the ear gently yet inexorably along.
Both of these works have fared extremely well on recordings, beginning with the now classic mid-1950s account by Walter Gieseking and members of the Philharmonia Orchestra (EMI). This new version by Die Freitagsakademie offers musical riches to rival the very best, and should delight even those listeners who normally shy away from period instruments.