september 2016
Reger: Violin Sonatas, Op. 42
Ulf Wallin
De Zweedse violist Ulf Wallin straalt een totale beheersing uit in deze reeks prachtige solomuziek, zowel in de krachtige als in de fragiele momenten van de stukken die aanzienlijke technische eisen stellen.

JS Bach zweeft heel hoorbaar achter deze vier prachtige werken, soms, figuurlijk gesproken, stapt hij zelfs naar voren om de viool uit Regers handen te nemen en in zijn eigen handen te leggen. Het meest voor de hand liggende voorbeeld is het 10 minuten durende Andante con moto dat de vierde en laatste van de sonates afsluit, een 'Reger Chaconne' in alles behalve naam. Het cumulatieve effect is vergelijkbaar met dat van Bachs eigen Chaconne, en dat geldt ook voor sommige van de gebruikte technieken, met name de rollende arpeggio's tegen het einde van het deel.
Reger droeg de sonates op aan de Duitse violist, componist en uitgever Willy Burmester, en hoewel de Bachiaanse as vrij duidelijk is, is de enorme verscheidenheid die wordt geboden buitengewoon. De eerste van de vier sonates begint met een muzikaal imposant maar technisch belastend Allegro energico dat lijkt op een flinke concerto cadens. Er volgt een biecht Adagio, dan een ondeugende Prestissimo waarin akkoorden en pizzicato's elkaar afwisselen, en een finale die opent als de fuga uit Bachs Eerste Solovioolsonate. Wat Regers Tweede Sonate betreft, laat je niet misleiden door de markering Allegro con grazia in het eerste deel: dit is speelse, gevarieerde muziek die op verschillende tempi en dynamieken werkt, een gril in alles behalve naam, die eerder in de stijl van Fritz Kreisler is vormgegeven. De Andantino is een variëteit van siciliano, en er is een drukke Prestissimo met snelle runs, expressieve dubbelgrepen en opvallende toonsoortwisselingen. De eerste beweging van de Derde Sonate bevat grote sprongen en intense akkoorden, terwijl de sprongen in de finale nog groter zijn.
Ulf Wallin neemt dit alles niet zozeer op de koop toe, maar stapt met vol vertrouwen de strijd in, zijn spel is wendbaar, tonaal rijk, puntig waar nodig en ook briljant. Een zeer karaktervolle en muzikaal boeiende alternatieve versie van Renate Eggebrecht-Kupsa (Troubadisc) klinkt heel af en toe overmatig inspannend, hoewel haar connectie met de emotionele kern van de muziek onmiskenbaar een sterke indruk achterlaat. Maar Wallins combinatie van muzikale gevoeligheid en technische excellentie maakt hem een veilige koploper. Een geweldige cd.

JS Bach hovers very audibly behind of these four wonderful works, sometimes, metaphorically speaking, even stepping forwards to take the fiddle from Reger’s hands and placing it in his own. The most obvious case in point is the 10-minute Andante con moto that closes the fourth and last of the sonatas, a ‘Reger Chaconne’ in all but name. The cumulative effect is similar to that of Bach’s own Chaconne, and so are some of the techniques employed, most particularly the rolling arpeggios towards the close of the movement.
Reger dedicated the sonatas to the German violinist, composer and publisher Willy Burmester, and while the Bachian axis is fairly obvious, the sheer variety on offer is extraordinary. The first of the four sonatas sets off to a musically imposing but technically taxing Allegro energico that resembles a sizeable concerto cadenza. A confessional Adagio follows, then a mischievous Prestissimo where chords and pizzicatos alternate, and a finale that opens like the fugue from Bach’s First Solo Violin Sonata. As to Reger’s Second Sonata, don’t be fooled by the first movement’s Allegro con grazia marking: this is playful, variegated music that operates at various tempi and dynamics, a caprice in all but name, fashioned rather in the manner of Fritz Kreisler. The Andantino is a variety of siciliano, and there’s a busy Prestissimo with fast runs, expressive double-stops and striking key changes. The Third Sonata’s first movement features wide leaps and intense chordal writing, whereas in the finale the leaps are even wider.
Ulf Wallin doesn’t so much take all this in his stride as stride into the fray with total confidence, his playing agile, tonally rich, spiky where necessary and brilliant too. A very characterful and musically engaging alternative version by Renate Eggebrecht-Kupsa (Troubadisc) very occasionally sounds over-effortful, though her connection with the music’s emotional core undeniably leaves a strong impression. But Wallin’s combination of musical sensitivity and technical excellence makes him a secure front-runner. A superb CD.