september 2016


Sibelius: Symphonies Nos. 3, 6 & 7

Minnesota Orchestra o.l.v. Osmo Vänskä

Weinig dirigenten hebben zo'n voornaamgeschiedenis van het brengen van zo'n consistent inzicht en instinctiviteit naar Sibelius als Vänska – een mooie aanvulling op zijn en Sibelius' discografie.

Terwijl Osmo Vänskä de laatste rechte lijn van zijn Minnesota Sibelius-cyclus inslaat, is het eerste dat opvalt aan zijn nieuwe versie van de Derde symfonie de scherpte van de articulatie. Het is het auditieve equivalent van frisse, koude lucht.

Vänskä's Sibelius draait helemaal om helderheid – van ritme, van textuur, van intentie. Het is ijverig ongedwongen en geheel zonder overdrijving. Maar het kan je wel even stil laten staan. Het 'niemandsland' waar we een paar pagina's in de Derde ingaan – een moment of twee van reflectie in een dor landschap – kan zelden meer hebben geklonken als Sibelius' 'zuivere bronwater'. Maar in de plotselinge stilte weet Vänskä de manier waarop de lucht in Minnesota Hall beweegt te veranderen. Ik hou van de eenvoud en helderheid van het tweede deel, en de energie die zich verzamelt in het hart van het derde deel is enorm – daar wordt de schitterende laatste processie gegenereerd.

De Derde en Zesde symfonie voelen nog nauwer verwant dan normaal. De stilte van de Zesde spreekt boekdelen. Als er ooit een stuk tussen de noten heeft bestaan, dan is dit het wel. In het ogenschijnlijk onbeduidende is het aanzienlijke te vinden – zoals de trillende verduistering voor het einde van het eerste deel; een groot evenement in het klein. En dat is vooral verrassend vanwege de helderheid eromheen. Er is eigenlijk niet veel te zeggen over een uitvoering die gewoon perfect in balans voelt – in muziek en in de natuur. Ik zal er echter aan toevoegen dat het verdampende slotakkoord verrassend is.

En zo naar de bijna maar niet helemaal sluitende Zevende – episch in alles behalve de duur, even groots en elementair als beknopt. Kleine ideeën worden onvermijdelijk groot – een bewijs van Sibelius’ genie en Vänskä’s integriteit. En het klinkt prachtig. Deze van alle symfonieën lijkt via de baslijnen naar boven te komen, en als we de tweede grote omwenteling naderen, is de chromatische golving van de snaren – de beweging van tektonische platen – perfect in balans met wat er boven gebeurt.

Je weet gewoon dat de oorverdovende helderheid in deze uitvoeringen van Vänskä is en niet van de balansingenieur. En wat betreft die elfde-uur-resolutie in C majeur, die is even nadrukkelijk als overhaast. De punt die meer een vraagteken is.

As Osmo Vänskä powers into the home straight of his Minnesota Sibelius cycle, the first thing that strikes one about his newly minted account of the Third Symphony is the keenness of the articulation. It’s the aural equivalent of crisp, cold air.

Vänskä’s Sibelius is all about clarity – of rhythm, of texture, of intention. It is zealously unfussy and entirely without exaggeration. But it can stop you in your tracks. The ‘no-man’s-land’ we enter a few pages into the Third – a moment or two of reflection in a barren landscape – can rarely have sounded more like Sibelius’s ‘pure spring water’. But in the suddenness of the hush Vänskä manages to change the way the air moves in Minnesota Hall. I love the simplicity and limpidity of the second movement, and the gathering of energy at the heart of the third movement is tremendous – that’s where the resplendent final procession is generated.

The Third and Sixth Symphonies feel even more closely related than usual. The quietism of the Sixth speaks volumes. If ever a piece existed between the notes, this is it. In the seemingly negligible the considerable is to be found – like the tremulous darkening before the close of the first movement; a major event writ small. And that is especially startling on account of the luminosity surrounding it. There really isn’t much to say about a performance that just feels perfectly balanced – in music as in nature. I will add, though, that the evaporating final chord is startling.

And so to the almost but not quite conclusive Seventh – epic in all but duration, as grand and elemental as it is concise. Small ideas grow great with inevitability – a testament to Sibelius’s genius and Vänskä’s integrity. And it sounds splendid. This of all the symphonies seems to come up through the bass-lines, and as we approach the second major upheaval, the chromatic undulation of strings – the movement of tectonic plates – is perfectly in balance with what is happening above.

One just knows that the ear-pricking clarity throughout these performances is of Vänskä’s and not the balance engineer’s making. And as for that eleventh-hour resolution into C major, it is as emphatic as it is precipitous. The full stop that’s more of a question mark.