juni 2016
Neglected Works for Piano
Bengt Forsberg
Verwaarloosde werken, van verwaarloosde componisten – allemaal vrouwen – worden rijkelijk beloond en prachtig bepleit door Bengt Forsberg. Een fascinerende en meeslepende opname.

‘Neglected Works for Piano’ is alles wat de voorkant van Bengt Forsbergs nieuwe cd onthult. Het feit dat het allemaal vrouwelijke componisten zijn, van verschillende gradaties van onbekendheid, wordt pas duidelijk uit de tracklist – een bevredigend ingetogen benadering in een tijdperk dat geobsedeerd is door het afvinken van vakjes voor positieve discriminatie.
Forsberg is al lang een meester in het plannen van programma’s – hoe zou hij ook anders kunnen zijn, aangezien hij zoveel jaren een concertpodium heeft gedeeld met de onnavolgbare Anne Sofie von Otter? Dit is geen uitzondering. We beginnen met Vítězslava Kaprálová, een van de grote ‘wat als’-fans, die in 1940 op 25-jarige leeftijd overleed aan TB. Ze was een leerling van Martinů en deelt zijn ritmische verve in de vier April Preludes. Wat ook opvalt is haar zekerheid van stem, de stukken zijn afwisselend folk-doordrenkt, krachtig en weemoedig, en eindigen met een ritmisch inventieve, scherpe Vivo. Forsberg volgt dit op met Amy Beach's Scottish Legend, die ook put uit folkinvloeden, maar met een heel ander effect. Een ander opvallend volwassen werk is de Sonatina van Doreen Carwithen (later Mrs Alwyn), het product van haar twintiger jaren, met een sprankelende langzame beweging vol texturen die in de lucht glinsteren, wat het meest effectieve contrast vormt met de gespierde, toccata-achtige finale.
Andere hoogtepunten? Er zijn er veel, van de Chopinesque Valse élégiaque van Valborg Aulin, verrukt gespeeld door Forsberg, tot de b-kleine sonate van een andere Zweed, Ruth Almén. Ze wijdde kennelijk een groot deel van haar leven aan lesgeven, maar zoals Forsberg speculeert in zijn levendige aantekeningen, ‘lijkt ze een unieke, wilskrachtige vrouw te zijn geweest die haar publiek, als dat er ooit was, niet wilde plezieren.’ Het is een werk van grote passie en virtuositeit, omlijst door hectisch gedreven buitenste delen. Grażyna Bacewicz is een van de bekendere figuren hier en de ‘Oberek’ die haar Sonatina afsluit, is aanstekelijk briljant – en past verrassend comfortabel naast de Tailleferre D majeur Pastorale die erop volgt. De cd eindigt met Ruth Crawford Seegers prachtig grillige Zesde Prelude, een werk van grote kracht ondanks de korte duur. Met een opname die net zo fijn is als het pianospel, is dit een geweldige cd, van harte aanbevolen.

‘Neglected Works for Piano’ is all that the front of Bengt Forsberg’s new CD reveals. The fact that they’re all women composers, of varying degrees of obscurity, only becomes plain from the tracklist – a gratifyingly understated approach in an age obsessed with positive-discrimination box-ticking.
Forsberg has long been a master programme planner – how could he be otherwise, having spent so many years sharing a concert platform with the inimitable Anne Sofie von Otter? This is no exception. We begin with Vítězslava Kaprálová, one of the great ‘what ifs’, who died in 1940 at just 25 from TB. She was a pupil of Martinů and shares his rhythmic verve in the four April Preludes. What’s also striking is her sureness of voice, the pieces by turn folk-imbued, punchy and wistful, ending with a rhythmically inventive, incisive Vivo. Forsberg follows this with Amy Beach’s Scottish Legend, which also draws on folk influences, though to very different effect. Another strikingly mature work is the Sonatina by Doreen Carwithen (later to be Mrs Alwyn), the product of her twenties, with a scintillating slow movement full of textures that glisten in the air, making the most effective of contrasts with the muscular, toccata-like finale.
Other highlights? There are many, from the Chopinesque Valse élégiaque of Valborg Aulin, raptly played by Forsberg, to the B minor Sonata of another Swede, Ruth Almén. She apparently devoted much of her life to teaching but, as Forsberg speculates in his lively notes, ‘she seems to have been a singular, strong-willed woman with no wish to please her audiences, if there ever were any.’ It’s a work of great passion and virtuosity, framed by frenetically driven outer movements. Grażyna Bacewicz is one of the better-known figures here and the ‘Oberek’ that concludes her Sonatina is infectiously brilliant – and sits surprisingly comfortably alongside the Tailleferre D major Pastorale that follows it. The disc ends with Ruth Crawford Seeger’s splendidly craggy Sixth Prelude, a work of great power in spite of its brief duration. With a recording as fine as the pianism, this is a terrific disc, heartily recommended.