mei 2016
Tchaikovsky & Grieg Piano Concertos
Denis Kozhukhin & Berlin RSO o.l.v. Vassily Sinaisky
Een concerto-debuut-cd met zulke grote werken? Gedurfd, maar volledig gerechtvaardigd door twee fantastische uitvoeringen van deze winnaar van de eerste prijs van de Koningin Elisabethwedstrijd.

Nadat je je ogen hebt uitgewreven en misschien zelfs een paar keer met je handpalm op je voorhoofd hebt geklopt om jezelf ervan te overtuigen dat een jonge pianist ervoor heeft gekozen om zijn concertopnamedebuut te maken met de concerten van Tsjaikovski en Grieg, ga je gang en luister maar eens. Denis Kozhukhin, die de eerste prijs won op de Koningin Elisabethwedstrijd van 2010, werkt hier samen met het Berliner Radio Symphonieorchester onder leiding van Vassily Sinaisky. Uit repertoire dat in de loop van bijna anderhalve eeuw is gevierd, geplukt en bijna tot vervelens toe is gespeeld, creëren ze magie.
Kozhukhin een nauwgezette pianist noemen is misschien misleidend – onberispelijk is misschien een beter woord. Hij overdrijft nooit en hij is geen snelheidsfreak. Hij is nooit geneigd om een zin te verdraaien om een retorisch punt te maken. Bovenal is hij natuurlijk, en die natuurlijkheid stelt hem in staat om een indruk te wekken van ongekunstelde eenvoud en directheid. Natuurlijk kon dit alleen worden bereikt door diepgewortelde muzikale instincten en een techniek die even ontwikkeld en gevarieerd als onopvallend is. Zijn onfeilbare ritmische gevoel is soepel maar gespannen; zijn geluid is onvermengd zilver. Als je naar Kozhukhin luistert, blijft er één ding over: de muziek – onbetwistbaar, compleet. Sinaisky en de Berlijners zijn volledig medeplichtig aan deze onderneming en zorgen voor begeleidingen van buitengewone gevoeligheid. Geniet bijvoorbeeld van het rijke geluid van de houtblazers in de hele Tsjaikovski of de warmte van de cello's in het langzame deel van de Grieg.
Maar waarom zou je blijven grijpen naar superlatieven? Iedereen heeft persoonlijke favorieten voor elk van deze concerten – Grainger/Stokowski, Novaes/Swarowsky, Rubinstein/Wallenstein voor Grieg; Cliburn/Kondrashin, Argerich/Kondrashin, Gilels/Reiner voor Tsjaikovski, om er maar een paar te noemen – en ik beweer niet dat deze nieuwe cd per se een van hen zal vervangen. Maar als een finale van het Tsjaikovski-concert dat meer een kleurrijke volksdans is dan een bombastische snelheidsrace, of een langzaam deel van het Grieg-concert dat zingt over jonge liefde in een beter klimaat u aanspreekt, raad ik u dringend aan de licht verontschuldigende boekjesnotities over te slaan en deze cd te beluisteren. Ik denk niet dat u teleurgesteld zult zijn.

After rubbing your eyes and maybe even hitting your forehead with the palm of your hand a few times to convince yourself that, yes indeed, in fact a young pianist has chosen to make his concerto recording debut with the Tchaikovsky and Grieg concertos, go ahead and have a listen. Denis Kozhukhin, who took first prize at the 2010 Queen Elisabeth, here partners with the Berlin Radio Symphony Orchestra under Vassily Sinaisky. Out of repertory that has been celebrated, picked over and just about played to death over the course of almost a century and a half, they create magic.
To call Kozhukhin a fastidious pianist is perhaps misleading – immaculate may be the better word. He never overplays and he’s no speed freak. He’s never tempted to distort a phrase in order to make a rhetorical point. Above all, he is natural, and this naturalness allows him to create an impression of unaffected simplicity and directness. Of course, this could only be achieved by deeply cultivated musical instincts and a technique as developed and varied as it is unobtrusive. His inerrant rhythmic sense is pliant yet taut; his sound unalloyed silver. Listening to Kozhukhin, you’re left with one thing: the music – incontestable, complete. Sinaisky and the Berliners are fully complicit in this endeavour, providing accompaniments of extraordinary sensitivity. Savour, for instance, the rich sound of the woodwinds throughout the Tchaikovsky or the warmth of the cellos in the slow movement of the Grieg.
But why continue grasping for superlatives? Everyone has personal favourites for each of these concertos – Grainger/Stokowski, Novaes/Swarowsky, Rubinstein/Wallenstein for Grieg; Cliburn/Kondrashin, Argerich/Kondrashin, Gilels/Reiner for Tchaikovsky, to name but a few – and I don’t suggest this new CD will necessarily supersede any of them. But if a finale to the Tchaikovsky concerto that is more a colourful folk dance than a bombastic speed race, or a slow movement of the Grieg Concerto that sings of young love in a better climate seem appealing, I urge you to skip the mildly apologetic booklet-notes and sample this disc. I don’t think you’ll be disappointed.