april 2016
Handel - Mendelssohn: Israel in Ägypten
The King’s Consort o.l.v. Robert King
Deze reconstructie van Mendelssohns reconstructie is vanuit historisch oogpunt zeer interessant, maar ook vanuit muzikaal oogpunt zeer de moeite waard.

‘In dit oratorium bespaarde Händel zijn opvolgers moeite door zijn eigen aanvullende begeleidingen te schrijven,’ merkte Winton Dean op in zijn klassieke Handels Dramatic Oratorios and Masques (OUP: 1959). Dit weerhield Mendelssohn er echter niet van om in 1833 Israel in Egypt in Düsseldorf te beklimmen. Zonder beschikbaar orgel of klavecimbel, herschreef hij de ‘droge’ recitatieven voor twee celli en contrabas, waarbij hij een paar eigen verbindende recitatieven toevoegde. De groots gecomponeerde koren kregen extra houtblazers en hoorns, terwijl een paar klarinetten de aria’s en duetten infiltreerden. Mendelssohns eerbied voor Händel en zijn aangeboren nauwgezetheid zorgden ervoor dat het allemaal met smaak en discretie werd gedaan – misschien wel meer dan in Mozarts versie van Messiah. Naast zijn herbewerkingen gooide Mendelssohn vier koren overboord (met name het prachtig lugubere ‘He loathed to drink of the river’) en het basduet ‘The Lord is a man of war’, en herverdeelde een paar aria’s naar andere stemmen.
Mendelssohns uitvoeringspartituur uit 1833 van Israel in Ägypten, zoals het werd, is alleen in fragmenten bewaard gebleven, waarvan de meeste in de Bodleian Library in Oxford. Voor uitvoeringen in het Leipzig Mendelssohn Festival van 2014 en deze nieuwe opname heeft Robert King Mendelssons eigen reconstructie vakkundig gereconstrueerd, geholpen door een geweldig Brits koor van 36 man en een kosmopolitisch ‘periode’-orkest dat gebruikmaakt van principes en technieken uit het begin van de 19e eeuw. Bij gebrek aan een Handeliaanse ouverture herzag Mendelssohn zijn eigen vroege Trompet-ouverture, waarin verwijzingen naar De Hebriden en Een Midzomernachtsdroom botsen met aanvallen van neo-Handeliaans contrapunt. Als het een wat al te vrolijk voorspel is op de kreten van de lijdende Israëlieten, is de ouverture een uitbundig inventief stuk, hier gespeeld met geweldige verve en helderheid van textuur.
Met zijn enorme Handeliaanse ervaring zorgt King ervoor dat Handels machtige reeks koorfresco's in al hun glans en scherpzinnigheid naar voren komen, geholpen door een zorgvuldig beoordeelde koor-orkestbalans. Het pastorale 'Aber mit seinem Volke' (ook bekend als 'Maar wat zijn volk betreft') mist hier een ideale luchtige cadans. Maar de zangers en spelers reageren met sadistisch genoegen op de verschillende plagen die Jehovah op zijn meest weerzinwekkende manier heeft opgeroepen, waarbij ze de hardheid van de Duitse medeklinkers gebruiken om de wreedheid van ‘Er schlug alle Erstgeburt’ (‘Hij sloeg alle eerstgeborenen’) te vergroten. Het koor vindt de perfecte omhulde toon voor het Stygische ‘Er sandte dicke Finsternis’ (‘Hij zond een dikke duisternis’, waar Mendelssohns lage fluiten en hoorns een suggestieve nieuwe kleur toevoegen), en verzamelt een indrukwekkend gewicht en diepte van sonoriteit voor de terribilità van ‘Das hören die Völker’ (‘Het volk zal horen’).
Van de uniform goede solisten heeft Roderick Williams plezier met de herverdeelde ‘kikker’-aria, aangemoedigd door vrolijk huppelende violen en krassende klarinet. De zuivere sopranen combineren zich sierlijk in het duet ‘Der Herr ist mein Heil’ (‘De Heer is mijn kracht’), tenor Benjamin Hulett is een scherp verteller in zijn recitatieven, en contralto Hilary Summers zingt het verzachtende ‘Bringe sie hinein’ (‘Gij zult ze binnenhalen’) met gemengde ernst en warmte. Kortom, een levendig gerealiseerde momentopname van een fascinerend historisch moment, waarvan de aantrekkingskracht wordt versterkt door een weelderig geproduceerd boekje met gedetailleerde aantekeningen van King en Mendelssohn-geleerde Larry Todd.

‘In this oratorio Handel saved his successors trouble by writing his own additional accompaniments,’ noted Winton Dean in his classic Handel’s Dramatic Oratorios and Masques (OUP: 1959). Not that this deterred Mendelssohn when he mounted Israel in Egypt in Düsseldorf in 1833. With no available organ or harpsichord, he rescored the ‘dry’ recitatives for two cellos and double bass, adding a few linking recitatives of his own. The grandly scored choruses acquired extra woodwind and horns, while a pair of clarinets infiltrated the arias and duets. Mendelssohn’s reverence for Handel, and his innate fastidiousness, ensured that it was all done with taste and discretion – arguably more so than in Mozart’s version of Messiah. Beyond his rescorings, Mendelssohn jettisoned four choruses (most regrettably the splendidly lugubrious ‘He loathed to drink of the river’) and the bass duet ‘The Lord is a man of war’, and reallocated a couple of the arias to different voices.
Mendelssohn’s 1833 performing score of Israel in Ägypten, as it became, has survived only in fragments, most of them in the Bodleian Library in Oxford. For performances in the 2014 Leipzig Mendelssohn Festival, and this new recording, Robert King has skilfully reconstructed Mendelsson’s own reconstruction, abetted by a crack 36-strong British choir and a cosmopolitan ‘period’ orchestra using early-19th-century principles and techniques. In the absence of a Handelian overture, Mendelssohn revised his own early Trumpet Overture, in which intimations of The Hebrides and A Midsummer Night’s Dream jostle with bouts of neo-Handelian counterpoint. If it makes a rather too jolly prelude to the cries of the suffering Israelites, the overture is an exuberantly inventive piece, played here with terrific verve and clarity of texture.
With his vast Handelian experience, King ensures that Handel’s mighty series of choral frescoes emerge in all their brilliance and incisiveness, aided by a carefully judged choral-orchestral balance. The pastoral ‘Aber mit seinem Volke’ (aka ‘But as for his people’) here lacks an ideal airy lilt. But the singers and players respond with sadistic relish to the various plagues conjured up by Jehovah at his most repulsively rampant, using the hardness of the German consonants to heighten the cruelty of ‘Er schlug alle Erstgeburt’ (‘He smote all the first-born’). The choir finds the perfect shrouded tone for the Stygian ‘Er sandte dicke Finsternis’ (‘He sent a thick darkness’, where Mendelssohn’s low-pitched flutes and horns add an evocative new colour), and musters an impressive weight and depth of sonority for the terribilità of ‘Das hören die Völker’ (‘The people shall hear’).
Of the uniformly fine soloists, Roderick Williams has fun with the reallocated ‘frog’ aria, egged on by gleefully hopping violins and croaking clarinet. The pure-toned sopranos combine gracefully in the duet ‘Der Herr ist mein Heil’ (‘The Lord is my strength’), tenor Benjamin Hulett is a keen storyteller in his recitatives, and contralto Hilary Summers sings the assuaging ‘Bringe sie hinein’ (‘Thou shalt bring them in’) with mingled gravity and warmth. In sum, a vividly realised snapshot of a fascinating historical moment, its attractions enhanced by a lavishly produced booklet containing detailed notes by King and Mendelssohn scholar Larry Todd.