maart 2016
Ravel: Complete Works for Solo Piano
Bertrand Chamayou
Chamayou vindt alle schoonheid in Ravels pianomuziek en presenteert deze met een visie die diepgevoeld en wonderbaarlijk persoonlijk klinkt.

Bertrand Chamayou uit Toulouse wordt wel eens de prins der pianisten genoemd, een hyperbolische bewering, zouden sommigen kunnen beweren, voor een muzikant die nog maar begin dertig is. Toch was zijn galvanische Liszt Es Concerto het eerste met historische instrumenten (Ambroisie, 11/12), zijn Années de pèlerinage behoort tot een handvol van de beste op plaat (Naïve, 3/12), en beide werden in 2006 voorafgegaan door een verbluffende set Transcendental Etudes (Vogue). Zijn cd met Mendelssohns solomuziek is de meest meeslepende in de recente geschiedenis (Naïve, 10/08), terwijl opnames van Schubert (Erato, 5/14) en Franck (Naïve, 9/10) net zo kenmerkend zijn als zijn samenwerking met cellist Sol Gabetta in Chopin (Sony Clasical, 6/15). Tot nu toe heeft Chamayou echter weinig van die steunpilaren van de Franse pianisten Ravel en Debussy opgenomen. Ik had er in ieder geval geen idee van wat ons te wachten stond.
Hier, in een aantal van de meest bekende en geliefde pianomuziek van de 20e eeuw, zijn onthullende uitvoeringen van adembenemende schoonheid en onvergelijkbare kracht. Het meest opvallend is misschien wel hun ongedwongen natuurlijkheid. Nooit overschaduwd door rijkdom aan details en weelderige textuur, krijgt Ravels harmonische beweging een uniek doel. Alles vloeit met de onvermijdelijkheid van spraak, nauwkeurig gearticuleerd, direct en onmiskenbaar oprecht. Pedaal wordt met de grootste tact gebruikt, waarbij passende passages worden omhuld met een glinsterende aura die dient om contouren en kleuren te versterken. Aan de basis van elk stuk staat een onfeilbaar ritme, van waaruit tak- en bloemachtige pulsen en een levende, ademende rubato.
De grote sets, Miroirs, Valses nobles et sentimentales, Gaspard de la nuit en Le tombeau de Couperin, schitteren in hun verscheidenheid en originaliteit van concept en uitvoering. Ze kunnen ook verontrustend zijn. In Miroirs is het verontrustend om in het felle zonlicht op de golven te zijn geslingerd en, nog vochtig van de oceaannevel, een serenade te ontmoeten van een nar die je dacht te kennen, maar die iemand anders blijkt te zijn, om vervolgens in een mistige vallei te belanden met het geluid van verre bellen die schijnbaar uit alle richtingen komen. Het is ook visceraal opwindend. In Valses is de kinesthetische bedwelming van de bal voelbaar, totdat je begint te voelen dat het allemaal een droom is geweest. De waterstukken, Jeux d’eau, ‘Ondine’ en ‘Une barque sur l’océan’, zijn doordrenkt van karakter dat net zo verschillend is van elkaar als de poelen van Caillebotte, de vijvers van Monet of de zeeën van Turner. Dit wordt bereikt met een kaliber van virtuositeit dat je niets anders dan de muziek laat vergeten. De canonieke werken worden afgerond door Siloti’s effectieve transcriptie van ‘Kaddisch’ uit de Two Hebrew Melodies (1914) en Alfredo Casella’s A la manière de Ravel.
Superlatieve Ravel lijkt tegenwoordig bijna in overvloed aanwezig – denk aan Bavouzet, Thibaudet, Queffélec of Lortie. Maar voor mijn oren brengt Chamayou alles op een diep persoonlijke, levendige en unieke manier thuis. Niemand die van Franse muziek of voortreffelijk pianospel houdt, zal dit willen missen.

Bertrand Chamayou from Toulouse has been called a prince of pianists, a hyperbolic claim, some might argue, for a musician still in his early thirties. Yet his galvanic Liszt E flat Concerto was the first using historical instruments (Ambroisie, 11/12), his Années de pèlerinage is among a handful of the finest on record (Naïve, 3/12), and both were preceded in 2006 by a stunning set of Transcendental Etudes (Vogue). His disc of Mendelssohn’s solo music is the most compelling in recent memory (Naïve, 10/08), while recordings of Schubert (Erato, 5/14) and Franck (Naïve, 9/10) are as distinctive as his collaboration with cellist Sol Gabetta in Chopin (Sony Clasical, 6/15). Up until now, however, Chamayou has recorded little of those mainstays of French pianists, Ravel and Debussy. I, for one, had no idea what was in store.
Here, in some of the 20th century’s most familiar and beloved piano music, are revelatory performances of breathtaking beauty and incomparable power. Most striking, perhaps, is their unforced naturalness. Never waylaid by wealth of detail and opulent texture, Ravel’s harmonic movement is given singularity of purpose. Everything flows with the inevitability of speech, precisely articulated, direct and unmistakably sincere. Pedal is used with the utmost tact, enveloping appropriate passages in a shimmering aura that serves to heighten contour and colour. At the root of each piece is infallible rhythm, from whence branch and flower lilting pulses and a living, breathing rubato.
The large sets, Miroirs, Valses nobles et sentimentales, Gaspard de la nuit and Le tombeau de Couperin, dazzle in their variety and originality of concept and execution. They can also be unsettling. In Miroirs, to have been tossed about on waves in the brilliant sunlight and, still damp with ocean spray, to encounter a serenade by a jester whom you thought you knew but who turns out to be someone else entirely, only to end up in a misty valley with sound of distant bells emanating from seemingly every direction, is disconcerting. It’s also viscerally thrilling. In the Valses, the kinaesthetic intoxication of the ball is palpable, until you begin to feel that it’s all been a dream. The water pieces, Jeux d’eau, ‘Ondine’ and ‘Une barque sur l’océan’, are imbued with character as distinct from one another as the pools of Caillebotte, the ponds of Monet or the seas of Turner. This is accomplished with that calibre of virtuosity that leaves one unaware of anything but the music. The canonic works are rounded out by Siloti’s effective transcription of ‘Kaddisch’ from the Two Hebrew Melodies (1914) and Alfredo Casella’s A la manière de Ravel.
Superlative Ravel seems almost in abundance these days – think Bavouzet, Thibaudet, Queffélec or Lortie. But for my ears, Chamayou brings everything home in a way that is deeply personal, vivid, unique. No one who loves French music or exquisite piano-playing will want to miss this.