januari 2016


Néère

Véronique Gens & Susan Manoff

Een werkelijk prachtig uitgevoerd en voorbereid programma met Franse liederen, van zeer bekend tot misschien minder bekend, van een van de meest voortreffelijke exponenten van het genre.

Het nieuwe album van Véronique Gens is op meerdere fronten een belangrijk onderwerp. Allereerst


is het misschien wel het meest perfect uitgevoerde recital van Franse liederen sinds Stéphane Degouts heel andere ‘Mélodies’ (Naïve, 4/11). Ten tweede is het behoorlijk opmerkelijk en inzichtelijk in zijn programmering. Centraal staat Chaussons Op 2-set, daterend uit 1881, waarvan veel fragmenten zijn opgenomen (‘Le colibri’ is erg beroemd), maar hier voor het eerst volledig is opgenomen sinds Graham Johnsons overzicht van de liederen van de componist (Hyperion, 5/01). Eromheen staan ​​werken van Duparc en Hahn, de laatste niet alleen vertegenwoordigd door bekende stukken als ‘A Chloris’ maar ook door liederen uit zijn Etudes Latines, een gemengde solo-koorcollectie met teksten van Leconte de Lisle, gepubliceerd in 1900. Ze zijn wonderbaarlijk origineel – hun pezige melodieën en pulserende begeleidingen lijken qua stijl meer op Satie’s Gnossiennes dan op al het andere werk van Hahn – en de cd als geheel is een uitstekend argument om zijn liederen, die soms als dilettantistisch worden beschouwd, te beschouwen als vergelijkbaar met die van zijn oudere tijdgenoten.

Gens is, zoals je zou verwachten, uitzonderlijk in dit repertoire. De meeste liederen gaan over erotische verwachting en tristesse, en haar donkere, licht rokerige toon draagt ​​bij aan de sensualiteit van het geheel. Ze zingt net zo goed van de tekst als van de regel, maar er wordt niets op een openlijk interventionistische manier geduwd of geforceerd. Noch zij noch haar pianiste Susan Manoff geloven dat het Franse lied per se draait om terughoudendheid en verfijning, en beiden zijn bereid om felle kleuren en effecten te gebruiken als de situatie daarom vraagt. ‘Au pays où se fait la guerre’ levert bijna-gotische rillingen op, terwijl een schok van vocale angst en een pianotrilling het geluid van vreemde voetstappen op de torentrap begeleiden, en de arpeggio’s waarmee Manoff het beeld van de gekleurde velden ‘d’hyacinthe et d’or’ omringt in ‘L’invitation au voyage’ glinsteren en sprankelen als de inhoud van een weelderig, decadent juwelenkistje. Elders draait alles om evenwicht. Gens’ ‘A Chloris’ is een van de beste die er is, en Hahns ‘Néère’, waaraan de cd zijn titel ontleent, laat je met open mond achter met zijn schoonheid.

Véronique Gens’s new album is an important issue on several fronts. First and foremost,


it is arguably the most perfectly realised recital of French songs since Stéphane Degout’s very different ‘Mélodies’ (Naïve, 4/11). Second, it is quite remarkable and insightful in its programming. At its centre is Chausson’s Op 2 set, dating from 1881, much excerpted (‘Le colibri’ is very famous), but recorded here complete for the first time since Graham Johnson’s survey of the composer’s songs (Hyperion, 5/01). Around it are grouped works by Duparc and Hahn, the latter represented not only by such familiar items as ‘A Chloris’ but by songs from his Etudes Latines, a mixed solo-choral collection setting texts by Leconte de Lisle, published in 1900. They are quite wonderfully original – their sinewy melodies and pulsing accompaniments are closer in style to Satie’s Gnossiennes than anything else in Hahn’s output – and the disc as a whole makes a superb case for considering his songs, sometimes thought dilettantish, as being on a level with those of his elder contemporaries.

Gens, as one might expect, is exceptional in this repertoire. Most of the songs are about erotic anticipation and tristesse, and her dark, slightly smoky tone adds to the sensuality of it all. She sings as much off the text as the line, but nothing is nudged or forced in an overtly interventionist way. Neither she nor her pianist Susan Manoff seemingly believe that French song is necessarily about restraint and delicacy, and both are prepared to use bold colours and effects when the situation demands. ‘Au pays où se fait la guerre’ delivers near-Gothic frissons as a lurch of vocal anxiety and a piano shudder accompany the sound of strange footfalls on the tower stairs, and the arpeggios with which Manoff surrounds the image of the fields coloured ‘d’hyacinthe et d’or’ in ‘L’invitation au voyage’ glitter and sparkle like the contents of some sumptuous, decadent jewel box. Elsewhere, poise is all. Gens’s ‘A Chloris’ is one of the best there is, and Hahn’s ‘Néère’, which gives the disc its title, leaves you open-mouthed with its beauty.