december 2017


Mirages

Sabine Devieilhe & Alexandre Tharaud & Les Siècles o.l.v. François Xavier Roth

De winnaar van de Recital Award 2016 neemt ons, net als Crebassa’s ‘Secrets’, mee naar fin de siècle Frankrijk – dit keer echter naar het operapodium. Prachtige, glorieuze muziek.

Je zou kunnen denken dat deze release, met een Franse coloratuursopraan in een repertoire dat de Hamlet Mad Scene, een fragment uit Thaïs en hits van Lakmé omvat, een conventionele aangelegenheid zou kunnen zijn. Je zou het mis hebben. Zoals een snelle blik op de rest van de tracklist laat zien, plaatst dit avontuurlijke programma die bekende pronkstukken in de meest fascinerende contexten, waarbij, om Sabine Devieilhe's korte notitie in het boekje te citeren, 'het fantasiebeeld van een ander land' wordt verkend dat zo'n obsessie was in het fin de siècle Frankrijk.

Die Lakmé-nummers kunnen zelden frisser of origineler hebben geklonken, met Devieilhe vergezeld door Marianne Crebassa in een uiterst verleidelijke weergave van het Flower Duet en een adembenemende coloratuur in het Bell Song. En met name de laatste wordt in een heel ander licht gehoord wanneer deze wordt vergeleken met Maurice Delages opmerkelijke Quatres Poèmes hindous (1912) – bijna etnografisch in hun pogingen om de vreemde geluiden van een exotische wereld vast te leggen.

Op dezelfde manier benadrukt het programma die vreemde oriëntalistische episode die halverwege Ophélie’s Mad Scene opduikt (hier op 7'20") en je dwingt om Thaïs’ charmeuse opnieuw te horen – we hebben alleen die kleine episode uit Massenets prachtige partituur, in plaats van een van de nummers van het titelpersonage. Stravinsky maakt een gastoptreden met het korte Nightingale’s Song uit Le rossignol, hier in de Franse versie.

‘Le voyage’ uit Charles Koechlins stem-en-pianozetting van Tristan Klingsors Shéhérazade gedichten dient als een verleidelijke tussenliggende smaakreiniger, net als Berlioz’ eigen delicate La mort d’Ophélie en Debussy’s Le romance d’Ariel – alle drie worden ze prachtig begeleid door Alexandre Tharaud. De kortste sliert van Pelléas et Mélisande – gezongen met ontwapenende kunstzinnigheid – neemt ons mee naar een andere vreemde, verre wereld tussen de verschillende oosterse stromingen die Messager en Delibes oproepen, minimale tussenruimtes tussen de nummers waardoor ze bijna in elkaar overlopen.

De uitvoeringen zelf zijn geweldig. François-Xavier Roth maakt gebruik van de instrumenten uit Les Siècles om de enorme verscheidenheid aan orkestrale kleuren te benadrukken (gevangen in uitstekend geluid) en begeleidt met gevoeligheid. Devieilhe heeft ondertussen een wonderbaarlijk instinctieve en ogenschijnlijk moeiteloze manier met deze muziek. De stem is aan de lichte kant, maar combineert verleidelijke delicatesse met verbazingwekkende nauwkeurigheid, evenals een vermogen om op een dubbeltje van koele, quasi-instrumentale zuiverheid naar verleidelijke warmte te gaan.

Al met al is dit verfrissende, fascinerende en betoverende album onmogelijk te weerstaan. Een echte aanrader.

You’d be forgiven for assuming that this release, featuring a French coloratura soprano in repertoire that includes the Hamlet Mad Scene, an extract from Thaïs and hit numbers from Lakmé, might be a conventional affair. You’d be wrong. As a quick glance down the rest of the track-listing shows, this adventurous programme places those familiar showpieces into the most fascinating of contexts, exploring, to quote Sabine Devieilhe’s brief note in the booklet, ‘the fantasy image of a different country’ that was such an obsession in fin de siècle France.

Those Lakmé numbers can rarely have sounded fresher or more original, with Devieilhe joined by Marianne Crebassa in a supremely seductive account of the Flower Duet and offering some breathtaking coloratura in the Bell Song. And the latter, in particular, is heard in an entirely different light when juxtaposed with Maurice Delage’s remarkable Quatres Poèmes hindous (1912) – almost ethnographic in their attempts to capture the strange sounds of an exotic world.

Similarly, the programme underlines that weird orientalist episode that turns up half way through Ophélie’s Mad Scene (at 7'20" here) and forces one to hear Thaïs’s charmeuse afresh – we have just that small episode from Massenet’s wonderful score, rather than any of the title character’s numbers. Stravinsky makes a guest appearance with the brief Nightingale’s Song from Le rossignol, here in its French version.

‘Le voyage’ from Charles Koechlin’s voice-and-piano setting of Tristan Klingsor’s Shéhérazade poems serves as a beguiling intermediary palate-cleanser, as do Berlioz’s own delicate La mort d’Ophélie and Debussy’s Le romance d’Ariel – all three are superbly accompanied by Alexandre Tharaud. The briefest wisp of Pelléas et Mélisande – sung with disarming artlessness – takes us into another strange, distant world between the different easts evoked by Messager and Delibes, minimal gaps between tracks allowing them almost to blend into one another.

The performances themselves are terrific. François-Xavier Roth exploits the period instruments of Les Siècles to emphasise the sheer variety of orchestral colours on display (captured in excellent sound) and accompanies with sensitivity. Devieilhe, meanwhile, has a wonderfully instinctive and apparently effortless way with this music. The voice is on the light side but marries seductive delicacy with astonishing pinpoint accuracy, as well as an ability to turn on a sixpence from cool, quasi-instrumental purity to seductive warmth.

All in all, this refreshing, fascinating and beguiling album is impossible to resist. Highly recommended.