december 2017


Gold

The King’s Singers

Welke betere manier is er voor de altijd indrukwekkende King’s Singers om hun halve eeuw te markeren dan met nieuwe opnames waarin ze de rijke diversiteit aan repertoire – modern, vroeg, religieus en seculier – verkennen waar ze om bekend staan?

In 1967 richtten zes koorgeleerden uit Cambridge een zanggroep op en begonnen per ongeluk een fenomeen. Foto's van de originele line-up van King's Singers tonen een oprechte, bespectakelde groep jonge mannen wiens ongemakkelijke formaliteit mijlenver verwijderd is van de gladde, bij elkaar passende jonge leden van vandaag. Maar muzikaal gezien is er veel minder veranderd, zoals 'Gold' - het 50-jarig jubileumalbum van de groep - heel duidelijk maakt.

Want wat je als eerste raakt en als laatste verlaat als je naar dit project luistert, is het verbazingwekkende, opwindende muzikantschap van deze zangers. Je kunt wel of niet genieten van het kenmerkende geluid van de groep, met zijn diffuse baswarmte en opzwepende toplijn (die op wonderbaarlijke wijze het vertrek van de vaste countertenor David Hurley heeft overleefd), maar er valt niet te twisten over stemming die zelfs de eenvoudigste akkoorden elektrificeert, of met een vocale mix die clusterakkoorden verandert in wazige wolken van kleur. Ontdaan van het showmanschap dat zo centraal staat in hun liveoptredens, bewijst deze nieuwe generatie King's Singers hier dat ze nog steeds de vaardigheden hebben om terug te gaan naar de basis.

De drie breed opgezette cd's (vijf eeuwen aan muziek, van de ongerepte Henry Ley tot de smoochy John Legend) brengen een eerbetoon aan het verleden van de groep en brengen tegelijkertijd de zaken slim up-to-date. Ze verdelen hun repertoire in drie categorieën: 'Close Harmony', 'Sacred' en 'Secular'. Het is een beslissing die hen in staat stelt om hun muzikale uitersten te bereiken zonder de moeite te hoeven doen om alles in één samenhangend programma samen te vatten.

Hoewel alle opnames hier nieuw zijn, zal het voor veel trouwe luisteraars een genoegen zijn om nieuwe verslagen van bekende werken en arrangementen te horen. Stanfords The Blue Bird (hier ten onrechte getiteld, samen met Mary Coleridges originele gedicht, als ‘The Bluebird’) vliegt vrijer dan ooit in deze gracieuze uitvoering, Rheinbergers zwijmelende Abendlied zwelt aan met zoveel ingehouden emotie dat je nauwelijks grotere koorgroepen mist, terwijl Poulencs Quatre Petites prières de Saint François d’Assise duidelijk meer gedifferentieerd en gekarakteriseerd aanvoelen dan op hun vorige ‘Pater noster’ (Naxos, 12/12).

Er is ook nieuwigheid in een mengelmoes van nieuwe arrangementen en opdrachten. Noch Bob Chilcotts We are noch Toby Hession’s Master of Music maken veel indruk, maar John Rutters nieuwe Tempest-setting Be not afeard (de muzikale golven sussen en klotsen suggestief) en arrangementen van Shenandoah (Chilcott) en KT Tunstalls Black horse and the cherry tree (L’Estrange) voelen allemaal als blijvende toevoegingen aan de geweldige catalogus van de groep – een muzikale erfenis die het waard is om op zichzelf te vieren.

Als je terugkijkt op 50 jaar optredens en opnames van The King’s Singers, is het moeilijk om aan een groep te denken wiens muziekmaken zo goed is verouderd. De vreugde, de vrijgevigheid en het eclecticisme van hun vroegste opnames zijn nog steeds de bepalende kwaliteiten in hun nieuwste. De spektakels en stijve houdingen zijn misschien allang verdwenen, maar andere dingen raken gewoon nooit uit de mode. Op naar nog eens 50 jaar.

In 1967 six choral scholars from Cambridge founded a singing group and accidentally started a phenomenon. Photos of the original King’s Singers line-up show an earnest, bespectacled troupe of young men whose uneasy formality is a million miles away from today’s slick, matching-suited young members. But musically far less has changed, as ‘Gold’ – the group’s 50th anniversary triple-album – makes very clear.

Because what hits you first and leaves you last when listening to this project is the astonishing, exhilarating musicianship of these singers. You may or may not enjoy the group’s signature sound, with its diffuse bass warmth and blowsy top line (which has miraculously survived the departure of longstanding countertenor David Hurley), but there’s no arguing with tuning that electrifies even the simplest of chords, or with a vocal blend that turns cluster chords into gauzy clouds of colour. Stripped of the showmanship that’s so central to their live performances, this new generation of King’s Singers here prove that they still have the skills to go back to basics.

Paying tribute to the group’s past, while also bringing things cannily up to date, the three wide-ranging discs (five centuries of music spans from pristine Henry Ley to smoochy John Legend) divide their repertoire into three categories: ‘Close Harmony’, ‘Sacred’ and ‘Secular’. It’s a decision that allows them to roam to their musical extremes without the difficulty of trying to tie it all together in a single, coherent programme.

While all the recordings here are new, the pleasure for many longtime listeners will be hearing fresh accounts of familiar works and arrangements. Stanford’s The Blue Bird (erroneously titled here, along with Mary Coleridge’s original poem, as ‘The Bluebird’) flies freer than ever in this graceful performance, Rheinberger’s swooning Abendlied swells with so much restrained emotion that you scarcely miss larger choral forces, while Poulenc’s Quatre Petites prières de Saint François d’Assise feel markedly more differentiated and characterised than on their previous ‘Pater noster’ (Naxos, 12/12).

There’s novelty, too, in a mixed bag of new arrangements and commissions. Neither Bob Chilcott’s We are nor Toby Hession’s Master of Music make much of a mark, but John Rutter’s new Tempest-setting Be not afeard (its musical waves lulling and lapping evocatively) and arrangements of Shenandoah (Chilcott) and KT Tunstall’s Black horse and the cherry tree (L’Estrange) all feel like lasting additions to the group’s superb catalogue – a musical legacy well worth celebrating in its own right.

Looking back over 50 years of performances and recordings by The King’s Singers, it’s hard to think of a group whose music-making has aged so well. The joy, the generosity and the eclecticism of their earliest recordings are all still the defining qualities in their latest. The spectacles and stiff stances may be long gone but other things just never go out of fashion. Here’s to 50 more years.