november 2017


Compère: Missa Galeazescha, Music for the Duke of Milan

Odhecaton o.l.v. Paolo Da Col

Loyset Compère, die in zijn tijd beroemd was en volgend jaar zijn 500e sterfdag viert, maakte deel uit van een rijk muzikaal hofleven in Milaan. Odhecaton herschept de pracht en praal glorieus.

Dit is pas de derde bloemlezing gewijd aan Loyset Compère, wiens 500e sterfdag volgend jaar valt; maar het is een passende herdenking, want zowel de muziek als de uitvoering zijn van een aangenaam hoog niveau. Het herschept de muziek aan het hof van hertog Galeazzo Maria Sforza van Milaan, een kleurrijke en esthetische megalomaan wiens obsessie met vrouwen en jagen alleen werd geëvenaard door een vastberadenheid om een ​​kapelkoor op te richten dat kon wedijveren met die van meer illustere heersers. Compère sloot zich aan bij het ensemble twee jaar voordat Galeazzo's spectaculaire moord in 1476 resulteerde in een massale opruiming. Hij en zijn collega Gaspar van Weerbeke behoorden tot de meest gerenommeerde componisten van die tijd, en er is genoeg muziek bewaard gebleven om te suggereren dat die jaren inderdaad prachtig moeten zijn geweest.

Het middelpunt van het recital is de zogenaamde Missa Galeazescha, een cyclus van motetten die waarschijnlijk bedoeld waren om te worden uitgevoerd terwijl de mis werd opgedragen. Dit wordt afgewisseld met andere motetten van Weerbeke en Agricola, waarbij verschillende ensembles in verschillende samenstellingen samenkomen (met als solist de organist Liuwe Tamminga, die op een Bolognese instrument speelt dat gebouwd is in het decennium waarin de muziek werd gecomponeerd). Dat stemmen en instrumenten zo gecombineerd worden als hier in sommige delen van de Missa Galeazescha is geenszins vanzelfsprekend, maar de groepen zijn zo goed gemengd (en inderdaad weelderig) dat je je kunt voorstellen dat Galeazzo er verrukt van zou zijn geweest. De verscheidenheid aan benaderingen die wordt aangeboden, is in feite een van de meest aantrekkelijke aspecten van deze cd. Twee momenten springen er voor mij uit: Tamminga's weergave van orgelintabulaties (met name Weerbeke's Virgo Maria), een ontzagwekkend geluid; en een passage in de Missa Galeazescha waarin Compère abrupt van stijl verandert, alsof hij een populaire lauda rechtstreeks in zijn muziek ent. Op dit punt maken stemmen helemaal plaats voor instrumenten; het is een heel ontroerend moment.

This is only the third anthology devoted to Loyset Compère, whose 500th death-anniversary falls next year; but it is a fitting commemoration, for both music and performance are on a pleasingly high level. It recreates the music at the court of Duke Galeazzo Maria Sforza of Milan, a colourful and aesthetic megalomaniac whose obsession with women and hunting was equalled only by a determination to establish a chapel choir to rival those of more illustrious rulers. Compère joined the ensemble two years before Galeazzo’s spectacular murder in 1476 resulted in a mass clear-out. He and his colleague Gaspar van Weerbeke were among the most renowned composers of the time, and enough music survives to suggest that those years must indeed have been splendid.

The recital’s centrepiece is the so-called Missa Galeazescha, a cycle of motets likely intended for performance while Mass was being said. This is interleaved with other motets by Weerbeke and Agricola, bringing together several ensembles in different combinations (including as soloist the organist Liuwe Tamminga, playing on a Bolognese instrument built in the very decade the music was composed).That voices and instruments combined as they do here in some movements of the Missa Galeazescha is by no means a given, but the groups are so well blended (and indeed opulent) that one imagines that Galeazzo would have been delighted. In fact, the variety of approaches on offer is one of this disc’s most attractive aspects. Two moments stand out for me: Tamminga’s rendering of organ intabulations (particularly Weerbeke’s Virgo Maria), an awe-inspiring sound; and a passage in the Missa Galeazescha when Compère abruptly switches styles, as though directly grafting a popular lauda into his music. At this point voices give way to instruments altogether; it’s a very moving moment.