oktober 2017
Debussy: Images; Children's Corner; Estampes etc.
Steven Osborne
Steven Osborne verkent een aantal van Debussy’s meest sublieme, poëtische en schilderachtige muziekstukken met een echt gevoel voor intrige, drama en schoonheid. Een zeer fijne opname, van een zeer fijne pianist.

Franse muziek is onmisbaar voor de opleiding van elke pianist. Vrijwel alle professionals hebben op zijn minst een paar 'speciale' stukken in hun actieve repertoire, en dat is terecht. Sinds de 16e eeuw hebben de Fransen een beslissende bijdrage geleverd aan de geschiedenis van klaviermuziek - als componisten, uitvoerders en, niet minder belangrijk, instrumentenbouwers (denk aan Blanchet, Érard, Cavaillé-Coll). Toch zijn er op elk willekeurig moment relatief weinig pianisten die buiten Frankrijk zijn geboren en die overtuigend worden geïdentificeerd met dit zeer specifieke repertoire. Steven Osborne was er vanaf het begin van zijn carrière een van.
De nieuwste demonstratie van Osbornes manier van omgaan met de Fransen is deze prachtige nieuwe Hyperion-release, die een boeket van volwassen Debussy-werken presenteert. Een visceraal opwindend Masques combineert met een subtiel ingetogen … d’un cahier d’esquisses om een ouverture te creëren voor L’isle joyeuse, in een uitvoering die zowel verfrissend origineel is als nauwgezet trouw aan Debussy’s partituur. Proteïsch, vlot, spaarzaam van pedaal en puttend uit een schijnbaar oneindig arsenaal aan aanraking en dynamiek, roept het een eiland op waar onweerstaanbare genoegens grenzen aan delirium.
De klassieke terughoudendheid en kuise proporties van de twee boeken van Images vormen een bijna verrassend contrast. Of het nu gaat om de zachte klokken en gongs van ‘Et la lune descend sur le temple qui fut’ of de draaiende kinetische uitbundigheid van ‘Mouvement’, het rondschieten van ‘Poissons d’or’ waargenomen door een wetenschappelijk oog of de orakelachtige eerbied van ‘Hommage à Rameau’, elk stuk is opvallend toepasselijk en barst van de suggestieve details. Osborne vormt de zes Images, gecomponeerd over meerdere jaren, tot een samenhangend geheel dat zowel emotioneel als intellectueel voldoet.
Niet minder opmerkelijk zijn de drie Estampes. Aan het begin van hun middelpunt, ‘La soirée dans Grenade’, is de oproep tot gebed van een oude muezzin te horen voordat uiteenlopende ritmische en harmonische elementen samensmelten tot de bonzende habanera. Het is typerend voor het gemak en de helderheid waarmee Osborne muzikale toespelingen uit Debussy's rijk gelaagde texturen haalt. Zelfs de openhartige eenvoud van Children's Corner kan de levendige beelden niet verhullen. Een exquise magische sfeer wordt gecreëerd door 'Snow is Dancing', terwijl we in 'Golliwogg's Cakewalk' een aantal echte high steppin' tegenkomen als de blanken er niet zijn.
Osborne doorkruist dit bekende repertoire met duidelijk genoegen, vertrouwend op immense muzikale en technische middelen om frisse, onverwachte perspectieven te onthullen op muziek waarvan we allemaal dachten dat we die kenden. Intimiteiten van ontwapenende openhartigheid worden in het oor gefluisterd door tientallen pianissimo's uit het instrument te toveren die je laten verbazen over hun kwaliteit en variëteit, en de Hyperion-ingenieurs bewonderen die ze zo behendig hebben vastgelegd. Dit is muziek van grote subtiliteit en finesse, die noch de liefhebber van Debussy en Franse muziek, noch de waardeerder van pianospel op het hoogste artistieke niveau, zal willen missen.

French music is indispensable to any pianist’s training. Nearly all professionals maintain, at the very least, a few ‘speciality’ pieces in their active repertories, and appropriately so. Since the 16th century, the French have contributed decisively to the history of keyboard music – as composers, performers and, no less significantly, instrument makers (think Blanchet, Érard, Cavaillé-Coll). Yet at any given moment, pianists born outside France who are convincingly identified with this very specific repertory are relatively few. Steven Osborne, from the outset of his career, has been among them.
The latest demonstration of Osborne’s way with the French is this splendid new Hyperion release, presenting a bouquet of mature Debussy works. A viscerally exciting Masques combines with a subtly understated … d’un cahier d’esquisses to create an overture to L’isle joyeuse, in a performance that is both bracingly original and scrupulously adherent to Debussy’s score. Protean, fleet, sparse of pedal and drawing on a seemingly infinite arsenal of touch and dynamics, it conjures an isle where irresistible pleasures border on delirium.
The classical restraint and chaste proportions of the two books of Images come as an almost startling contrast. Whether in the gentle chimes and gongs of ‘Et la lune descend sur le temple qui fut’ or the spinning kinetic exuberance of ‘Mouvement’, the darting about of ‘Poissons d’or’ observed by a scientific eye or the oracular reverence of ‘Hommage à Rameau’, each piece is strikingly apt and fairly bursts with evocative detail. Osborne shapes the six Images, composed over several years, into a cohesive entity that satisfies both emotionally and intellectually.
No less remarkable are the three Estampes. At the outset of their centrepiece, ‘La soirée dans Grenade’, an ancient muezzin’s call to prayer is heard before disparate rhythmic and harmonic elements coalesce into the throbbing habanera. It is typical of the ease and clarity with which Osborne teases musical allusion from Debussy’s richly layered textures. Even the forthright simplicity of Children’s Corner cannot disguise its vivid imagery. An exquisitely magical atmosphere is created by ‘Snow is Dancing’, while in ‘Golliwogg’s Cakewalk’ we counter some real high steppin’ when the white folks aren’t around.
Osborne traverses this well-known repertory with obvious relish, relying on immense musical and technical resources to reveal fresh, unexpected perspectives on music we all thought we knew. Intimacies of disarming candour are whispered into the ear by conjuring dozens of pianissimos from the instrument that leave you marvelling at their quality and variety, and admiring the Hyperion engineers who captured them so adroitly. This is music-making of great subtlety and finesse which neither lovers of Debussy and French music nor those who value piano-playing on the highest artistic level will want to miss.