oktober 2017


Mendelssohn: Symphony No. 2 "Lobgesang"

Monteverdi Choir; London Symphony Orchestra o.l.v. Sir John Eliot Gardiner

Deze verheffende uitvoering vormt de afsluiting van Gardiners lonende cyclus van symfonieën van de componist: een passend einde.

Het laatste deel van John Eliot Gardiners opzwepende Mendelssohn-cyclus met het London Symphony Orchestra is een groot succes. Tijd voor een bekentenis. Meestal begin ik, zodra het zingen begint in de Tweede symfonie van Lobgesang (‘Hymne van Lof’), af te haken. Na drie aangename orkestrale delen van ongeveer 30 minuten – het Allegretto is een charmeur – voegt Mendelssohn een cantatefinale van ongeveer 45 minuten toe die het werk uit balans brengt en mijn geduld ernstig op de proef stelt. Dat is hier niet het geval. Geholpen door geweldige solisten en, bovenal, Gardiners uitstekende Monteverdi Choir, heeft deze uitvoering een vitaliteit die de aandacht afdwingt.

De opname van Claudio Abbado uit 1986 met het LSO zette een nieuwe maatstaf voor de Lobgesang. Toch leven we in magere, schonere tijden: Yannick Nézet-Séguins recente verslag van het Chamber Orchestra of Europe over DG haalt zeven minuten van Abbado af; Gardiner haalt er nog eens drie van af, wat neerkomt op slechts 64 minuten. Luister naar de trombonefanfares bij de opening en de strijkersreacties. Abbado klinkt gewichtig en waardig – maestoso, dat zeker, maar zonder de con moto die Mendelssohn aangeeft. Nézet-Séguin is sneller, doelgerichter. Gardiner begint in hetzelfde tempo, maar er is een ritmische helderheid in het koperspel die een duidelijke intentie aangeeft, terwijl de strijkers pezig zijn, maar nooit ondermaats. De uitstekende houtblazers van het LSO dansen echt in het tweede deel Allegretto un poco agitato, waarbij Gardiner net genoeg terugtrekt om een ​​weemoedig karakter te behouden.

Maar zodra we bij het koorgedeelte komen, slaat Gardiners optreden als geen ander in vuur en vlam. Het 44-koppige Monteverdi Choir begint met echte vreugde aan ‘Die Nacht ist vergangen’, terwijl de dag aanbreekt en ‘het pantser van licht’ draagt, terwijl hun dictie in de vurige Lutherse hymne ‘Nun danket alle Gott’ haarscherp is. Van de solisten klinkt Lucy Crowe aan de top wat bekrompen vergeleken met Karina Gauvins stralende toon voor Nézet-Séguin, maar ze mengt zich goed met Jurgita Adamonyte˙ in ‘Ich harrete des Herrn’. Tenor van het moment Michael Spyres excelleert in ‘Er zählet unsere Tränen’ en de dringende Nightwatchman-aflevering. De laatste koraalfuga is oprecht opbeurend, een prachtige manier om Gardiners schitterende cyclus af te sluiten

The last instalment in John Eliot Gardiner’s bracing Mendelssohn cycle with the London Symphony Orchestra marks up a significant success. Confession time. Usually, once the singing begins in the Lobgesang (‘Hymn of Praise’) Second Symphony, I begin to switch off. After three pleasant orchestral movements lasting around 30 minutes – the Allegretto is a charmer – Mendelssohn tacks on a cantata finale of some 45 minutes that unbalances the work and seriously tests my patience. Not so here. Aided by fine soloists and, above all, Gardiner’s excellent Monteverdi Choir, this performance has a vitality that compels attention.

Claudio Abbado’s 1986 recording with the LSO set a new benchmark for the Lobgesang. Yet we live in leaner, cleaner times: Yannick Nézet-Séguin’s recent Chamber Orchestra of Europe account on DG strips seven minutes off Abbado; Gardiner whittles away another three, clocking in at just 64 minutes. Listen to the opening trombone fanfares and the string responses. Abbado sounds portentous and worthy – maestoso, for sure, but without the con moto Mendelssohn indicates. Nézet-Séguin is swifter, more purposeful. Gardiner sets off at the same pace but there is a rhythmic crispness to the brass-playing that signals clear intent, while the strings are sinewy but never underpowered. The excellent LSO woodwinds really dance in the Allegretto un poco agitato second movement, Gardiner pulling back just enough to retain a wistful character.

But as soon as we get to the choral section, Gardiner’s performance catches alight like no other. The 44-strong Monteverdi Choir launch into ‘Die Nacht ist vergangen’ with real joy as day arrives donning ‘armour of light’, while their diction in the fervent Lutheran hymn ‘Nun danket alle Gott’ is pin-sharp. Of the soloists, Lucy Crowe sounds a little pinched at the top when compared with Karina Gauvin’s refulgent tone for Nézet-Séguin but she blends well with Jurgita Adamonyte˙ in ‘Ich harrete des Herrn’. Tenor of the moment Michael Spyres excels in ‘Er zählet unsere Tränen’ and the urgent Nightwatchman episode. The final choral fugue is genuinely uplifting, a splendid way to conclude Gardiner’s splendid cycle