september 2017


Dreams and Fancies: English Music for Solo Guitar

Sean Shibe

De jonge gitarist – en net als Piemontesi een voormalige BBC New Generation Artist – Shibe’s rijke benadering van klankkleur brengt suggestieve diepte in deze (voornamelijk) 20e-eeuwse werken voor zijn instrument.

Het is geen toeval dat de twee klassieke gitaristen uit de 20e eeuw die het meest succesvol waren in het aanmoedigen van componisten om voor hun instrument te schrijven, en dus verantwoordelijk waren voor de rijkdom van het repertoire – Andrés Segovia en Julian Bream – ook het meest bedreven waren in het ‘verkopen’ van zowel de gitaar als de muziek. Dat wil zeggen, door talent, techniek en pure persoonlijkheidskracht overtuigden ze je ervan dat je de beste muziek ooit geschreven hoorde op het beste instrument ooit uitgevonden. Nou ja, voor een paar minuten tenminste.

Of een van de werken in deze debuutsolo-opname van de Schots-Japanse gitarist Sean Shibe als een meesterwerk moet worden beschouwd, is discutabel, hoewel Brittens Nocturnal er zeker in de buurt komt. Zeker, de meeste van hen werden geïnspireerd door Breams superieure artisticiteit en zijn centraal in het repertoire van de gitaar. Maar die vraag hoeft ons hier niet bezig te houden. Want onder Shibes vingers zijn ze allemaal betoverend.

De Walton Bagatelles zijn afwisselend speels, sensueel en onstuimig. De evocaties van Spanje in de Berkeley zijn briljant georkestreerd. Shibe probeert niet de luit in de Dowland te imiteren, maar kiest er in plaats daarvan voor om de spanningen die ontstaan ​​door contrapuntische dichtheden en meesterlijk gebruik van diminuties te verbinden met het moderne repertoire dat voorafgaat aan en volgt op de drie stukken. De humor en kleur die inherent zijn aan de Arnold worden gearticuleerd met een winnende sprezzatura. Tot slot brengt Shibe een opwindende discursieve kwaliteit naar Brittens magnifieke variaties op Dowlands ‘Come heavy sleep’, met hier en daar de neiging om te overdrijven, zoals elders, in evenwicht gebracht door een gelijkmatige maar intens reflecterende gratie.

It’s no coincidence that the two 20th-century classical guitarists most successful in encouraging composers to write for their instrument, and consequently responsible for the richness of its repertoire – Andrés Segovia and Julian Bream – were also the most adept at ‘selling’ both the guitar and the music. That’s to say, through talent, technique and sheer force of personality, they convinced you that you were hearing the greatest music ever written on the greatest instrument ever invented. Well, for a few minutes at least.

Whether any of the works in this debut solo recording by Scottish-Japanese guitarist Sean Shibe should be considered a masterpiece is debatable, though Britten’s Nocturnal surely comes close. Certainly most of them were inspired by Bream’s superlative artistry and are central to the guitar’s repertoire. But that question need not concern us here. Because, under Shibe’s fingers, they are all mesmerising.

The Walton Bagatelles are by turns playful, sensual and impetuous. The evocations of Spain in the Berkeley are brilliantly orchestrated. Shibe doesn’t attempt to imitate the lute in the Dowland, opting instead to connect the tensions arising out of contrapuntal densities and masterful use of diminutions with the modern repertoire that precedes and follows the three pieces. The humour and colour inherent in the Arnold are articulated with a winning sprezzatura. Finally, to Britten’s magnificent variations on Dowland’s ‘Come heavy sleep’ Shibe brings an electrifyingly discursive quality, the occasional tendency to overplay here, as elsewhere, balanced by an even-tempered yet intensely reflective grace.