juli 2017
Jean-Marie Leclair: Violin Concertos, Op. 7 Nos. 1, 3, 4 & 5
Europa Galante o.l.v. Fabio Biondi
Er hangt een sfeer van verfijning en sierlijk zelfvertrouwen in deze opnames van concerten van de Franse barokcomponist Jean-Marie Leclair die gewoonweg volkomen gepast aanvoelt.

Wanneer zoveel historisch geïnformeerde barokuitvoeringen noodzakelijkerwijs een flinke dosis giswerk bevatten, voelt de muziek van violist-componist Jean-Marie Leclair aan als repertoire dat met terme à terme (de Franse uitdrukking voor historisch getrouwe realisatie) enthousiasme kan worden aangevallen. Niet alleen zijn er talloze verslagen van Leclairs eigen vioolspel tot ons gekomen, maar we hebben ook zijn eigen woorden over hoe we zijn muziek moeten benaderen. Bijvoorbeeld zijn bepaling om het tempo niet te variëren omwille van de expressie. ‘Wat belachelijk is’, zei hij, ‘is het tempo van twee rondeaux die als een paar zijn gemaakt te veranderen en de majeur sneller te spelen dan de mineur: het is prachtig om de majeur op te vrolijken door de manier van spelen, maar dit moet worden gedaan zonder het tempo te verhogen.’ Evenzo verwachtte hij van spelers dat ze dieper zouden denken dan alleen de snelheid als het ging om allegros: ‘Ik bedoel met de term allegro absoluut niet een tempo dat te snel is’, schreef hij. ‘Het tempo is bedoeld om gai te zijn.’ Het lijkt erop dat Leclair ook in praktijk bracht wat hij predikte, want hedendaagse beschrijvingen schetsen een beeld van een precieze, intonatie-perfecte ‘rigide waarnemer van regels’, die voor sommigen helder en delicaat overkwam en voor anderen nogal koel.
Met dit alles in gedachten, voelt het alsof Fabio Biondi en Europe Galante de spijker op de kop hebben geslagen met deze lezingen van vier van de vioolconcerten Op. 7 uit 1737. Helderheid en delicatesse regeren (geen coolheid), hun allegros laten snelheid meestal tweede viool spelen voor stemming, en zelfs in het aangezicht van gapende verleiding is het verfijning die altijd de overhand heeft; vergelijk hun energieke maar resoluut elegante violen in de openings Vivace van het A mineur Vijfde Concerto met de up-tempo boerenaanval die wordt gebruikt op de opname van Camerata Köln (DHM).
Biondi zelf brengt eveneens een Leclair-waardige combinatie van tederheid en precisie in zijn sololijnen; luister maar eens naar de perfecte intonatie van zijn dubbelstopping in de centrale aria van de D mineur Eerste, en de zoetheid van zijn zelfgeschreven cadensen. Al met al had Leclair niet in een warmer en getrouwer licht kunnen worden weergegeven.

When so much historically informed Baroque performance necessarily incorporates a hefty proportion of guesswork, the music of violinist-composer Jean-Marie Leclair feels like repertoire that can be fallen upon with terme à terme (the French expression for historically faithful realisation) gusto. Not only have plentiful accounts of Leclair’s own violin-playing come down to us but we also have his own words on how to approach his music. For instance, his stipulation not to vary the tempo for the sake of expression. ‘What is ridiculous’, he said, ‘is to change the tempos of two rondeaux made as a pair, and to play the major more quickly than the minor: it is a splendid thing to brighten up the major by the manner of one’s playing, but this must be done without increasing the tempo.’ Likewise he expected players to think deeper than mere speed when it came to allegros: ‘I definitely do not mean by the term allegro, a tempo that is too fast’, he wrote. ‘The tempo is intended to be gai.’ It seems that Leclair also practised what he preached, because contemporary descriptions paint a picture of a precise, intonationally perfect ‘rigid observer of rules’, who came across bright and delicate to some and rather cool to others.
With all this in mind, it feels as though Fabio Biondi and Europe Galante have hit the nail on the head with these readings of four of the Op 7 violin concertos of 1737. Brightness and delicacy reign (not coolness), their allegros mostly see velocity playing second fiddle to mood, and even in the face of yawning temptation it’s refinement that always carries the day; compare their energetic but resolutely elegant violins in the A minor Fifth Concerto’s opening Vivace with the up-tempo peasanty attack employed on Camerata Köln’s recording (DHM).
Biondi himself equally brings a Leclair-worthy combination of tenderness and precision to his solo lines; just listen to the perfect intonation of his double-stopping in the D minor First’s central aria, and the sweetness of his self-penned cadenzas. All in all, Leclair couldn’t have been displayed in a more warmly faithful light.