juni 2017
Haydn: Piano Sonatas, Vol. 6
Jean-Efflam Bavouzet
Jean-Efflam Bavouzet zet zijn Haydn-onderzoek op een even prachtige manier voort als iedere volger van de serie mag hopen en verwachten: kritische nieuwsgierigheid, technische finesse en liefde voor het musiceren zijn overal aanwezig.

Haydns reputatie als een competente pianist maar geen tovenaar is zeker correct; hij lijkt nooit naar voren te zijn getreden om zichzelf te presenteren als een uitvoerder van zijn eigen solostukken, en dat verklaart waarschijnlijk grotendeels het feit dat ze nog steeds in de schaduw van Mozarts leven. Toch stond de piano centraal in zijn leven, het instrument waarop hij improviseerde en al zijn ideeën testte als onderdeel van zijn ochtendroutine, en bij het schrijven van muziek ervoor was hij geïnteresseerd in de expressieve mogelijkheden die de zich ontwikkelende fortepiano opende. De ongeveer 60 sonates vertegenwoordigen een aantal van de meest ambitieuze klaviermuziek van hun tijd, en virtuositeit was er altijd een element van.
Ik heb er altijd van gehouden en bewonder de Chandos-serie van Jean-Efflam Bavouzet omdat deze – in zijn beschrijving – ‘de grenzeloze schatten van deze sublieme muziek’ promoot. Hij heeft dat gedaan op een niveau van technische perfectie, gecombineerd met inzicht, rigoureuze intellectuele nieuwsgierigheid en de onderzoekende instincten van een onderscheidend uitvoerder, die nog nooit zo scherp en consistent zijn toegepast op dit deel van Haydns activiteit. Soms ziet de muziek er op de pagina niet zo bijzonder uit; sommige pianisten beschouwen de tekst als relatief onontwikkeld, vergeleken met die van Mozart of Clementi, en anderen zijn verbijsterd door het feit dat er geen continue stilistische ontwikkeling te zien is. Leg deze bagage opzij en luister naar deze vijf mooi geprogrammeerde sonates, waarvan er geen enkele vaak in recitals wordt aangetroffen. Je vangt meteen Haydns avontuurlijke geest en menselijkheid op; alleen hij kon ze hebben geschreven.
De Bes-sonate, HobXVI/2, is de vroegste in deze groep en dateert mogelijk uit 1762. Het is een prachtig stuk met een Largo tweede deel in g mineur en een trio-sectie in Bes mineur van het laatste menuet dat Brahms' hart moet hebben verblijd. Haydn oogstte in deze tijd de vruchten van zijn studies van Carl Philipp Emanuel Bach, de Verhandeling over de ware kunst van het klavierspel en de composities van CPE. Haydn bewonderde hem als ‘de vader van ons allen’.
Op onze beurt beschouwen we Haydn als de vader van de symfonie en het strijkkwartet, maar we mogen niet vergeten wat hij deed voor de pianosonate – noch Mozart noch Beethoven zouden dat hebben nagelaten. De andere vier stukken hier tonen zijn groeiende bereik. De Es-sonate nr. 28 onderzoekt genialiteit en wat de piano in de jaren 1770 een componist kon inspireren om te schrijven; Es-mineur verschijnt voor het triogedeelte van het menuet, dus snel weer door naar Brahms. Eer die man voor het verdedigen van zijn grote voorganger toen de 19e eeuw hem bijna was vergeten. Hoe beter je kijkt naar nr. 43 in As, dat in eerste instantie meer lijkt te behagen dan te verbazen, hoe karakteristieker het lijkt, met zijn pianissimo-akkoorden in een laag register waarmee het eerste deel wordt afgesloten, het spel van textuur en sonoriteit, de pauzes, de kleine tegenstellingen van geluid en stilte, de sfeer van conversatie en het bagatelle-achtige middendeel.
Zoals altijd trouw aan Potton Hall in Suffolk, maakte Bavouzet de opname daar afgelopen december. Ik had even het gevoel dat het geluid een beetje klinisch was. Dat denk ik nu niet meer: hoe wonderbaarlijk schoon zijn spel ook is, er is altijd warmte en een groot aantal kwaliteiten die zijn vingers laten zingen en spreken en vermaken zoals ze dat doen. Er is niets overbodigs of leegs aan, maar hij heeft de gave om Haydn naar ons te laten lachen. Met alle herhalingen duren de sonates ongeveer 15 minuten per stuk, wat mij juist lijkt. Hij is bezorgd dat herhalingen nooit rechttoe rechtaan retorische formaliteiten mogen zijn en varieert ze met een arsenaal aan versieringen, minicadensen en kleine tekstuele ‘aanpassingen’. Beter nog, hij weet wanneer hij afstand moet nemen en niets moet doen. Hij schrijft over het waarom en waarvoor van dit alles in het boekje.
De wirwar van cijfers die gepaard gaat met elke presentatie van Haydn-sonates, dankzij de twee uiteenlopende chronologische nummeringssystemen die worden gebruikt, wordt door Marc Vignal uitgelegd in een andere geschreven bijdrage. Noodzakelijk om te hebben, durf ik te zeggen, maar niet dwingend om te lezen voor de meeste gokkers. Laat het je er niet van weerhouden om naar de muziek te gaan

Haydn’s reputation as a competent pianist but no wizard is surely correct; he appears never to have stepped forwards to present himself as a performer of his own solo pieces, and that probably accounts a good deal for the fact that they still live in the shadow of Mozart’s. Yet the piano was at the centre of his life, the instrument at which he improvised and tested all his ideas as part of his morning routine, and in writing music for it he was interested in the expressive possibilities that the developing fortepiano was opening up. The 60-odd sonatas represent some of the most ambitious keyboard music of their time, and virtuosity was always an element of it.
I’ve always loved it and have been admiring of Jean-Efflam Bavouzet’s Chandos series for promoting – in his description – ‘the boundless treasures of this sublime music’. He has done so at a level of technical perfection allied to insight, rigorous intellectual curiosity and the probing instincts of a distinguished performer that have never been brought to bear so acutely and consistently on this part of Haydn’s activity. Sometimes the music doesn’t look much on the page; some pianists regard the writing as relatively undeveloped, compared with Mozart’s or Clementi’s, and others have been perplexed by the fact that it doesn’t display a continuous stylistic development. Lay this baggage aside and listen to these five nicely programmed sonatas, none of which is often encountered in recitals. You catch Haydn’s adventurous spirit and humanity straight away; only he could have written them.
The B flat Sonata, HobXVI/2, is the earliest in this grouping and may date from 1762. It’s a lovely piece with a Largo second movement in G minor and a Trio section in B flat minor of the final Minuet that must have gladdened Brahms’s heart. Haydn at this time was reaping the harvest of his studies of Carl Philipp Emanuel Bach, the Treatise on the True Art of Keyboard Playing as well as CPE’s compositions. Haydn admired him as ‘the father of us all’.
In our turn we credit Haydn as the father of the symphony and the string quartet, yet we should not forget what he did for the piano sonata – neither Mozart nor Beethoven would have neglected to. The other four pieces here show his burgeoning range. The E flat Sonata No 28 explores brilliance and what the piano in the 1770s could inspire a composer to write; E flat minor appears for the Trio section of the Minuet, so fast-forward again to Brahms. Honour that man for championing his great predecessor when the 19th century had all but forgotten him. The closer one looks at No 43 in A flat, which appears at the outset to be content to please rather than astonish, the more characteristic it appears, with its pianissimo chords in a low register ending the first movement, the play of texture and sonority, the pauses, the little oppositions of sound and silence, the air of conversation and the bagatelle-like middle movement.
Faithful as always to Potton Hall in Suffolk, Bavouzet made the recording there last December. I had a moment of thinking the sound a mite clinical. I don’t think so now: wonderfully clean as his playing is, there is always warmth and a host of qualities that make his fingers sing and speak and entertain the way they do. There is nothing otiose or vacuous but he has the gift of making Haydn smile at us. With all repeats, the sonatas pan out at approximately 15 minutes each, which seems to me right. He is concerned that repeats should never be straightforward rhetorical formalities and varies them with an armoury of ornaments, mini-cadenzas and little textual ‘adjustments’. Better still, he knows when to stand back and do nothing. He writes about the why and wherefore of all this in the booklet.
The thicket of numerals attendant on any presentation of Haydn sonatas, thanks to the two divergent chronological numbering systems in use, is explained by Marc Vignal in another written contribution. Necessary to have, I daresay, but not compelling reading for most punters. Don’t let it put you off from getting to the music