juni 2017
Antheil: Symphonies Nos. 4 & 5 & Over the Plains
BBC Philharmonic Orchestra o.l.v. John Storgårds
Dit was nieuwe muziek voor mij, maar uitgevoerd met zoveel expressie en overtuiging dat ik blij ben het te hebben gehoord en ik kijk reikhalzend uit naar deel 2!

In 1926 verklaarde Aaron Copland dat George Antheil ‘de grootste gaven bezit van alle Amerikanen die nu schrijven’. Tien jaar later voegde hij toe: ‘Maar er lijkt altijd iets te zijn dat hun volledige bloei in de weg staat. Of dit nu komt door een gebrek aan artistieke integriteit, of een ongebruikelijke gevoeligheid voor invloeden, of een gebrek aan enige bewuste richting, is niet duidelijk.’ Degenen die bekend zijn met de twee symfonieën op deze Chandos-opname zullen misschien heftig knikken bij de uitdrukking ‘gevoeligheid voor invloeden’, aangezien beide opvallend veel lijken op werken van Shostakovich (in nr. 4) en Prokofiev (in nr. 5). Antheil is echter een goede melodiespeler met een gevoelig gevoel voor harmonische kleur, dus ik heb altijd liever genoten van de gelukzaligheid van de muziek, zelfs als hun schaamteloze ontleningen me mijn hoofd deden schudden. Eerlijk gezegd, gezien de uitmuntendheid van Hugh Wolffs CPO-cd met deze twee symfonieën, was ik er niet zeker van of de muziek echt nog een opname verdiende. Ik had het mis.
In plaats van deze symfonieën rechtstreeks in de mainstream van het midden van de vorige eeuw te plaatsen, zoals Wolff doet, zwelgt John Storgårds in hun eigenaardigheden en onthult hij een schat aan expressieve details die ik nog nooit eerder had gehoord. In Storgårds’ handen suggereren de kale en vaak macabere tegenstellingen van de Vierde symfonie (1942) dat Antheil Mahlers muziek heel goed kende, en niet alleen de Mahleriaanse aspecten van Shostakovich’ werk. Storgårds genereert niet helemaal de witte hitte die Stokowski doet in de uitgezonden opname van de première uit 1944 (Cala), maar Storgårds’ emotioneel betrokken interpretatie is uiteindelijk bevredigender.
De Vijfde (1948) is slechts iets minder meeslepend. In het eerste deel voegt Storgårds’ gemeten tempo gewicht toe, maar vaak ten koste van de bite – hoewel de coda behoorlijk wat kracht bijzet. Het centrale Adagio wordt prachtig volgehouden en klinkt (in mijn oren tenminste) even Tsjechisch als Russisch, met name in de verrukkelijke passage die begint op 1'12". En op de een of andere manier weet Storgårds veel van de Prokofiev uit de finale te halen. Hier klinkt het gewoon 'kosmopolitisch' - wat Antheil (vriend van Joyce, Pound, Hemingway, Picasso, en anderen) zeker was.
De cd bevat ook de opgenomen première van Over the Plains (1945), geïnspireerd door het bezoek van de componist aan Texas. Het is puur Antheil in zijn schaamteloze vreemdheid, die heen en weer slingert tussen vrolijke cowboymuziek, impressionistische toonschilderkunst en (bijna aan het einde) wat een eerbetoon lijkt te zijn aan Mahlers Zevende.
Een briljante opname in alle opzichten, en een belangrijke. Kom maar op met het volgende deel.

In 1926 Aaron Copland declared that George Antheil ‘possesses the greatest gifts of any American now writing’. Ten years later, he added: ‘But something always seems to prevent their full fruition. Whether this is due to a lack of artistic integrity, or an unusual susceptibility to influences, or a lack of any conscious direction, is not clear.’ Those familiar with the two symphonies on this Chandos recording may nod vigorously at the phrase ‘susceptibility to influences’, as both bear striking resemblance to works by Shostakovich (in No 4) and Prokofiev (in No 5). Antheil is a fine melodist, however, with a sensitive feeling for harmonic colour, so I’d always rather enjoyed the music’s felicities even if their brazen borrowings had me shaking my head. Honestly, given the excellence of Hugh Wolff’s CPO disc of these same two symphonies, I wasn’t sure the music truly merited yet another recording. I was wrong.
Rather than placing these symphonies squarely in the mid-century mainstream, as Wolff does, John Storgårds revels in their idiosyncrasies, revealing a wealth of expressive detail I’d never heard before. In Storgårds’s hands, the stark and often macabre juxtapositions of the Fourth Symphony (1942) suggest that Antheil knew Mahler’s music very well, and not just the Mahlerian aspects of Shostakovich’s work. Storgårds doesn’t quite generate the white heat that Stokowski does in the broadcast recording of the 1944 premiere (Cala), but Storgårds’s emotionally involving interpretation is ultimately more satisfying.
The Fifth (1948) is only slightly less compelling. In the first movement, Storgårds’s measured tempo adds weight but often at the expense of bite – though the coda packs quite a wallop. The central Adagio is beautifully sustained and sounds (to my ears, at least) as much Czech as Russian, particularly in the ravishing passage beginning at 1'12". And, somehow, Storgårds manages to take much of the Prokofiev out of the finale. Here, it simply sounds ‘cosmopolitan’ – which Antheil (friend of Joyce, Pound, Hemingway, Picasso, among others) certainly was.
The disc also includes the recorded premiere of Over the Plains (1945), inspired by the composer’s visit to Texas. It’s pure Antheil in its unabashed weirdness, veering between rollicking cowboy music, Impressionist tone-painting and (near the end) what appears to be a homage to Mahler’s Seventh.
A brilliant recording all around, and an important one. Bring on the next instalmen