Awards Issue 2017
Schubert: Der Einsame
Ilker Arcayürek & Simon Lepper
Onze recensent vergelijkt enkele van de grootste tenoren en Arcayürek komt met opgeheven hoofd naar voren als een indrukwekkend onderdeel van een voortdurende traditie

De steeds groter wordende tenorpopulatie in de Schubert-lieddiscografie bereikt een soort hoogtepunt met Ilker Arcayüreks intelligent bedachte recital, uitgevoerd met vocale frisheid en een openhartige kwaliteit die doet denken aan de jonge Nicolai Gedda en Christoph Prégardien. De Italiaanse rijkdom van zijn timbre maakt hem een bijzonder mainstream stem in dit repertoire, hoewel hij alle benodigde interpretatieve individualiteit heeft: zonder het vocale gerommel van baritons en bassen, vereist het meer blootgestelde tenorinstrument dat hij bij elke beurt een diepe emotionele aanwezigheid heeft. Meestal doet hij dat.
Met het lied ‘Nachtstück’ als lakmoesproef, hoor je Ian Bostridge (Wigmore Hall Live, 8/14) tot op het bot gekweld door de dood, met individuele woorden getint met bitterheid, of hij nu optreedt als de verteller van het lied in een strofe of, later in het lied, de bejaarde, stervende protagonist portretteert die zichzelf het hiernamaals in zingt. De meer jongensachtig klinkende Matthew Polenzani (Wigmore Hall Live) zit vol met onderzoekende angst bij het confronteren van het grote mysterie dat de dood is. De meer baritonele Peter Gijsbertsen (Phaedra Classics) projecteert voorzichtige hoop. Maar met zijn langgerekte legato-lijn creëert Arcayürek een bevredigender reis die naar de rand van verrukking gaat, geholpen door pianist Simon Lepper die welsprekende retorische stiltes creëert met ingehouden eerbied.
Hoewel zijn opnamecarrière minstens zeven jaar teruggaat tot ‘Weihnachten mit dem Mozart Knabenchor Wien’ (Classic Concert Records), heeft de in Istanbul geboren en in Wenen opgegroeide tenor zich onlangs onderscheiden in verschillende wedstrijden voor jonge artiesten en werd hij in 2015 genoemd als een van de New Generation Artists van BBC Radio 3. Hij heeft een klein repertoire aan operarollen, maar voorlopig suggereert de intimiteit van zijn stem dat hij met zijn recitalrepertoire het meest toegewijde publiek kan winnen, vooral in een programma als dit, ‘Der Einsame’, dat gaat over eenzaamheid, over het afwerpen van gehechtheden aan de tijdelijke wereld en het omarmen van het etherische.
Arcayüreks lezing van de titelsong van het album is niet het licht komische portret van de zelfgenoegzaamheid van de middenklasse dat Dietrich Fischer-Dieskau (DG) hoorde, maar iemand die op de vlucht is voor de buitenwereld. De rest van het programma bevat een aantal stevige liederen zoals ‘Der Musensohn’ en zelfs liederen die zijn stem wat overbelasten, zoals ‘Der Schiffer’. ‘An die Laute’ klinkt zelfs nogal triviaal, maar is effectief gesequenced net voor het gewichtige ‘Nacht und Träume’ dat het meer reflectieve laatste deel van het recital inluidt. Hoewel zijn Duits uitstekend is, is Acayüreks benadering van de taal het tegenovergestelde van de hypergeïnflecteerde Bostridge. Arcayürek zingt bijvoorbeeld ‘Schwanengesang’ met het soort onverschrokken helderheid dat gepaard gaat met minimale vibrato, waarbij emotionele inhoud wordt geprojecteerd met ingetogen gevolgtrekkingen in plaats van het kleuren van individuele woorden. Die benadering is perfect voor het daaropvolgende ‘Meeres Stille’, waarin zijn stem het waterige oppervlak overbrengt met expressief ingezet legato aan de onderkant van zijn bereik en op gedempte volumeniveaus. De onberispelijke begeleiding van Lepper – in een vrij stralende akoestische opname – is een essentiële partner, evenals de gedetailleerde boeknotitie van Richard Stokes.

The ever-increasing tenor population in the Schubert song discography reaches a peak of sorts with Ilker Arcayürek’s intelligently conceived recital, executed with vocal freshness and an open-hearted quality that recalls the young Nicolai Gedda and Christoph Prégardien. The Italianate richness of his timbre makes him a particularly mainstream voice in this repertoire, though he has all of the needed interpretative individuality: without the vocal rumble of baritones and basses, the more exposed tenor instrument demands that he have a deep emotional presence at every turn. Mostly, he does.
Using the song ‘Nachtstück’ as a litmus test, one hears Ian Bostridge (Wigmore Hall Live, 8/14) haunted to the bone by death, with individual words tinged by bitterness, whether he is acting as the song’s narrator in one stanza or, later in the song, portraying the elderly, dying protagonist who sings himself into the hereafter. The more boyish-sounding Matthew Polenzani (Wigmore Hall Live) is full of probing apprehension in confronting the great mystery that is death. The more baritonal Peter Gijsbertsen (Phaedra Classics) projects tentative hope. But with his long-reaching legato line, Arcayürek creates a more satisfying journey that goes to the verge of rapture, aided by pianist Simon Lepper creating eloquent rhetorical silences with hushed reverence.
Though his recording career dates back at least seven years to ‘Weihnachten mit dem Mozart Knabenchor Wien’ (Classic Concert Records), the Istanbul-born, Vienna-raised tenor has recently distinguished himself in various young artist competitions and was named among BBC Radio 3’s New Generation Artists in 2015. He maintains a small repertoire of opera roles but, for the time being, the intimacy of his voice suggests recital repertoire is where he stands to win the most devoted audience, especially in a programme such as this, ‘Der Einsame’, which is about solitude, of casting off attachments to the temporal world and embracing the ethereal.
Arcayürek’s reading of the album’s title song isn’t the mildly comic portrait of middle-class complacence heard from Dietrich Fischer-Dieskau (DG) but somebody who is in refuge from the outside world. The rest of the programme has its share of hearty songs such as ‘Der Musensohn’ and even ones that overtax his voice a bit, such as ‘Der Schiffer’. ‘An die Laute’ even comes off rather trivial, but is effectively sequenced just before the weighty ‘Nacht und Träume’ that begins the more reflective final leg of the recital. Though his German is excellent, Acayürek’s approach to the language is the polar opposite of the hyper-inflected Bostridge. Arcayürek sings ‘Schwanengesang’, for example, with the kind of fearless clarity that comes with minimum vibrato, projecting emotional content with understated inference rather than colouring of individual words. That approach is perfect for the following ‘Meeres Stille’, in which his voice conveys the watery surface with expressively deployed legato at the bottom of his range and at hushed volume levels. Lepper’s pristine accompaniment – in a fairly radiant recording acoustic – is an essential partner, as is the detailed booklet note by Richard Stokes.