mei 2018


Enfers

Pygmalion o.l.v. Raphaël Pichon

Een intrigerend concept, waar onze criticus zijn twijfels over had, maar bij deze spannende uitvoeringen, die barsten van de aangrijpende theatraliteit, helemaal geen twijfels.

Mijn advies aan iedereen die deze uitstekende cd koopt, is om te beginnen met het negeren van de inhoud van het boekje (afgezien van de teksten en vertalingen) en direct door te gaan met het afspelen van de muziek. U zult dan genieten van een mooie selectie fragmenten uit opera's van Rameau en Gluck. Wanneer u het boekje opent, raakt u verstrikt in de details van een 'Mis voor het einde der tijden', de volgorde gerangschikt in de vorm van een Requiem, beginnend met 'Introitus' en eindigend met 'Communion & In Paradisum'. De synopsis neemt een denkbeeldige 'Tragedian' mee naar de Onderwereld en omhoog naar de Elysian Fields. De operateksten en de meeste artikelen zijn in vertalingen van de altijd betrouwbare Charles Johnston gegeven; maar er is één artikel, waarvan de winderige retoriek - typisch Frans, zouden sommigen zeggen - geen goed doet in een slechte vertaling door een andere hand.

Nee: concentreer u op de originele dramatische situaties. Het grootste element is zo’n 20 minuten aan hoogtepunten uit Rameau’s Hippolyte et Aricie. In ‘Puisque Pluton est inflexible’ smeekt Theseus zijn (afwezige) vader om hem uit de Onderwereld te bevrijden. Stéphane Degout zou meer kunnen maken van het climax ‘Grand dieu’, waar het orkest even stilvalt. Terug in het daglicht doet Theseus een laatste verzoek aan Neptunus, waarbij Degout’s warme bariton het lijden van het personage prachtig uitdrukt. Sylvie Brunet-Grupposo is krachtig in Phaedra’s grote scène van berouw; en Raphaël Pichon verlengt gedurfd de stilte voor het laatste ‘Hippolyte n’est plus!’ van het koor.

Degout stijgt prachtig naar het hoogtepunt van ‘Monstre affreux’ uit Dardanus, na een even intens – maar zacht – begin van de reprise. Een sequentie uit Zoroastre introduceert Emmanuelle de Negri, die Degout vergezelt bij het oproepen van boze geesten. Het Pygmalion-koor komt tot zijn recht in delen van het Requiem, een anonieme bewerking van Castor et Pollux. In het laatste deel is Degout in een verrukte vertelling van ‘Requiem aeternam’, bekender als de sopraan Télaïre’s ‘Tristes apprêts’.

De Gluck-fragmenten bevatten een hoest en een spuug voor Stanislas de Barbeyrac als de Deense ridder in Armide. In ‘Le calme rentre dans mon coeur’ uit Iphigénie en Tauride benadrukt Pichon de rusteloze figuur in de altviolen die de woorden van Orestes logenstraft, onderbelicht. Maar de drie orkestrale nummers uit Orphée et Eurydice worden levendig gespeeld: stentoriaanse koperblazers voor de Furiën en een heldere fluit in het d-mineurgedeelte van het ‘Ballet des Ombres heureuses’. Het is terug naar Rameau voor het allerlaatste, een voortreffelijke, lome ‘Entrée de Polymnie’ uit Les Boréades. Vergeet het ‘einde der tijden’-idee en verwonder u over de muziek, zo innemend uitgevoerd door Pygmalion en Raphaël Pichon.

My advice to anyone buying this excellent disc is to start by ignoring the contents of the booklet (apart from the texts and translations) and going straight to playing the music. You will then enjoy a fine selection of excerpts from operas by Rameau and Gluck. On turning to the booklet you will get bogged down in the details of a ‘Mass for the end of time’, the sequence arranged in the form of a Requiem, starting with ‘Introit’ and concluding with ‘Communion & In Paradisum’. The synopsis takes an imaginary ‘Tragedian’ down to the Underworld and up to the Elysian Fields. The opera texts and most of the articles are given in translations by the ever-reliable Charles Johnston; but there is one article, whose windy rhetoric – typically French, some might say – is done no favours in a poor translation by another hand.

No: concentrate on the original dramatic situations. The largest element is some 20 minutes of highlights from Rameau’s Hippolyte et Aricie. In ‘Puisque Pluton est inflexible’, Theseus begs his (absent) father to release him from the Underworld. Stéphane Degout could make more of the climactic ‘Grand dieu’, where the orchestra falls silent for a moment. Back in the light of day, Theseus makes a final request to Neptune, Degout’s warm baritone beautifully expressing the character’s suffering. Sylvie Brunet-Grupposo is powerful in Phaedra’s great scene of remorse; and Raphaël Pichon daringly prolongs the silence before the chorus’s final ‘Hippolyte n’est plus!’.

Degout does rise splendidly to the climax of ‘Monstre affreux’ from Dardanus, after an equally intense – but soft – beginning of the reprise. A sequence from Zoroastre introduces Emmanuelle de Negri, who joins Degout in summoning evil spirits. The Pygmalion chorus comes into its own in sections of the Requiem, an anonymous adaptation from Castor et Pollux. The last one finds Degout in a rapt account of ‘Requiem aeternam’, more familiar as the soprano Télaïre’s ‘Tristes apprêts’.

The Gluck excerpts include a cough and a spit for Stanislas de Barbeyrac as the Danish knight in Armide. In ‘Le calme rentre dans mon coeur’ from Iphigénie en Tauride Pichon under-emphasises the restless figure in the violas that belies Orestes’ words. But the three orchestral numbers from Orphée et Eurydice are vividly played: stentorian brass for the Furies and a limpid flute in the D minor section of the ‘Ballet des Ombres heureuses’. It’s back to Rameau for the very end, an exquisite, languorous ‘Entrée de Polymnie’ from Les Boréades. Forget the ‘end of time’ conceit and marvel at the music, so winningly performed by Pygmalion and Raphaël Pichon.